Reus helpt flatbewoners uit de penarie
De reus van de zomerflat – Stefan Boonen – Illustraties Tom Schoonooghe – Manteau – 165 blz.
Stephan Boonen windt er geen doekjes om, want op de eerste bladzijde laat hij de reus, die een belangrijke rol gaat spelen in het boek, ergens in een vervuild stukje natuur uit de grond kruipen.
“Er bewoog iets bij een rotsblok. Een enorme brok grijze steen vol scherpe kantjes. Vanuit de verst leek hij op een gezicht. Lang geleden had iemand er een hartje en een zwaard in gekrast.
Nee, het was het rotsblok dat zelf bewoog.
Langzaam schoof het opzij. Er kwam een gat tevoorschijn, diep en donker, en uit dat duister twee machtige grote handen.
‘Oei, hier ben ik dan,’ mompelde een stem die klonk als onweer.”
De reus komt uit de binnenkant van de aarde en treedt het domein van de mensen binnen.
In het tweede hoofdstuk wordt hoofdpersonage Albert Lofloos geïntroduceerd. Het is zomervakantie en hij verwacht weer saaie weken, omdat hij nooit, zoals veel van zijn klasgenoten wel, op vakantie naar verre oorden gaat. Albert is de enige jongen in een gezin met een moeder en vijf zusters die samen met hem in de flat wonen. Bepaald geen gewoon flatgebouw. Er staat een palm op het dak en elke week trapt een van de bewoonsters haar hondje Fluffie uit het raam. Toch wel opzienbarend, maar niet voor Albert, want die ziet dat zo vaak gebeuren. Waar gaat dit heen? Boonen pakt de lezer meteen beet. Je wilt doorlezen over die gekke mensen in dit gekke boek.
Om te verduidelijken wie er allemaal in de flat wonen, heeft illustrator Tom Schoonooghe ter introductie alvast de flat en de namen van alle inwoners getekend; Meneer Vanderaa, Fons, Veronica, Meneer Wong, Mevrouw Urgel en Fluffie, De Familie Lofloos, De winkel van Rosie, Kalinda, moeder & (Freddy), Dokter Korzy en Snelle Djie & co. Kalinda komt met haar moeder en haar vriend Freddy in de flat wonen. Zij en Albert worden vrienden.
Boonen kan de zaken mooi poëtisch verwoorden. Zo is er een winkeltje in de flat, dat toch niet groter kan zijn dan tien vierkante meter, maar waar toch van alles te krijgen is. Van donderkruid, en luizenshampoo tot blauw wonderijs. Welk kind zou daar niet graag zijn spullen kopen? De brandtrap is “een stalen gevaarte dat als een lamme arm aan de oostkant van de Zomerflat hing.”
Het begin van het verhaal is betrekkelijk simpel. Twee kinderen gaan op zoek naar een reus waar ze in de nacht een glimp van hebben opgevangen, maar door de leuke karaktertekeningen en de poëtische zinnen van Boonen krijgt het boek iets extra’s voor kinderen die meer willen dan alleen een spannend verhaal.
Reus Frikxswald Pjiep spreekt een raar taaltje. Hij zegt dingen als: ‘Oepsla zo mini’ of ‘tevredig’. Pjiep is ongelukkig, want hij is weggelopen en durft niet terug naar de binnenkant van de aarde. Albert en Kalinda helpen mee aan het bedenken van een oplossing.
Maar dan neemt het verhaal een andere wending. Een oud-bewoonster, Marjolijn Prinses, heeft Zomerflat opgekocht. Ze sommeert de bewoners om op te krassen, want ze wil het gebouw slopen. De bewoners verzetten zich daartegen, maar het lukt ze niet om de plannen te verijdelen. Dan komt er een vreselijke storm en grijpt reus Pjiep in.
De flat wordt bewoond door veel excentriekelingen die uitgebreid en leuk worden beschreven. Ook de relatie tussen de kinderen komt goed uit de verf. Maar waarom laat Boonen niet in het midden of de reus nou echt bestaat of alleen in de fantasie van Albert en Kalinda? Dat had een iets verrassender verhaal opgeleverd. Toch zit er genoeg in het boek om van te genieten.
De illustraties van Tom Schoonooghe zijn rudimentair, maar kleurrijk en laten veel ruimte over voor de fantasie. Of ze echt nodig zijn voor de doelgroep van 12 plus is de vraag. Overigens vind ik dat het boek gerust gelezen kan worden door kinderen vanaf negen jaar. Die zullen vast smullen van dit grappige reuzenverhaal.
Pieter Feller