Schrijver in Vietnam

Rob Verschuren is in 1953 in Malden geboren. Hij was onder meer copywriter, restauranteigenaar en leraar Engels. Stromen die de zee niet vinden is zijn debuutbundel. Sinds het midden van de jaren tachtig woont hij in het buitenland, eerst in België, vervolgens in Frankrijk en India en tegenwoordig in Vietnam. Het spanningsveld tussen verschillende culturen is een terugkerend thema in zijn werk en in zijn leven. Hij is getrouwd met een Vietnamese. In 2013 debuteerde Verschuren in ‘Tirade’, daarna volgden publicaties in andere literaire tijdschriften, met name ‘Extaze’. Niet alleen als schrijver, maar ook als lezer heeft hij een voorkeur voor korte verhalen, vooral die van Isaac Babel, Flannery O’Connor en Anton Tsjechov. Lees hier de recensie van Stromen die de zee niet vinden.

Werd er vroeger veel gelezen bij jou thuis? 

Niet zo veel, geloof ik. Mijn moeder had een abonnement op Eva, de kinderen kregen Okki en Taptoe, twee brave tijdschriften voor de lagere schoolleeftijd. Ik was jaloers op klasgenootjes waar Donald Duck in huis kwam.

Van welke boeken hield je als kind?

In mijn vaders zelf getimmerde boekenkast stond een hele serie boeken van Karl May, die hij als kind had gekregen. Grote harde banden in oude spelling. Die heb ik letterlijk stukgelezen. Winnetou, Old Shatterhand en Kara Ben Nemsi waren mijn eerste literaire helden.

Kun je iets over je leven vertellen? Over je reizen, over waar je je thuis voelt op de wereld?

Ik ben al meer dan 30 jaar uit Nederland weg, al ben ik tussendoor nog een jaar terug geweest. Ik heb in België gewoond, in Frankrijk, in India en sinds acht jaar woon ik in Vietnam. Maar ik ben geen reiziger, eerder een ‘settler’. Tot er in mijn leven iets gebeurt waardoor ik alles achterlaat en verder trek. Blijkbaar heb ik dat gevoel van vrijheid en ongebondenheid nodig. De twee culturen waarin ik me het meest thuis voel(de) zijn de Franse en de Vietnamese. Ik kan me niet voorstellen dat ik hier ooit wegga.

Welke schrijvers bewonder je en waarom?

Cormac McCarthy om zijn compromisloosheid. De man gaat in zijn boeken en in zijn leven volkomen zijn eigen gang, tegen alle conventies en stereotypen in. En hij kan schrijven. Ik heb het ergens zó mooi verwoord gezien dat ik het niet zelf zal proberen te zeggen, maar het stukje kopieer en plak:
His refusal to vouchsafe his readers any privileged entry to the character’s thoughts beyond evaluating their actions and words yields a concrete realism that plays beautifully against the timeless poetry of their mythic environs and the timeless poignancy of their fates.
Anton Tsjechov, de grote leraar van alle korte verhalenschrijvers.
Isaak Babel, lees De Rode ruiterij maar eens, dan weet je waarom.
Flannery O’Connor, omdat ze het spirituele en profane zo schijnbaar moeiteloos en met humor weet te verbinden.

Je bent op latere leeftijd gedebuteerd. Wanneer ben je met fictieschrijven begonnen?

In 2011.

Als ik jouw werk lees, ben je een geboren schrijver en ik kan me bijna niet voorstellen dat je pas in 2011 vanuit het niets begon. Schreef je niet al eerder fictie, of tenminste dagboeken, poëzie, of wat dan ook?

Ik begon voor mijn gevoel niet echt vanuit het niets, 30 jaar copywriting had me wel het nodige over schrijven bijgebracht. Maar aan fictie had ik me nog niet eerder gewaagd, nee.

Wat was het eerste dat je schreef?

Mijn eerste poging was een roman die in India speelde en die gelukkig niet verder is gekomen dan halverwege.

Je boek is uitgegeven bij In de Knipscheer. Hoe ben je daar terecht gekomen? Heb je lang naar een uitgever moeten zoeken?

Ik heb lang naar een uitgever gezocht, maar uiteindelijk ben ik door een uitgever gevonden. In de Knipscheer heeft mij benaderd naar aanleiding van twee verhalen die het Literair tijdschrift Extaze van mij had opgenomen.

Naast fictie schrijven verdien je je brood als copywriter. Hebben die twee met elkaar te maken, wat zijn voor jou de overeenkomsten, wat de verschillen?

Als copywriter heb ik geleerd precies te schrijven. Wanneer je een beperkt formaat tot je beschikking hebt, telt elk woord. Voor de rest heeft het weinig met elkaar te maken. Tegenwoordig ervaar ik mijn broodschrijverij vooral als een hindernis. Ik heb per dag maar zoveel uur schrijven in me, en die gaan helaas vaak op aan werk dat me weinig boeit.

Hoe ga je te werk bij het schrijven? Hoe is de relatie ‘verbeelding en werkelijkheid’? Word je bijvoorbeeld vaak geïnspireerd door een alledaagse scène en bedenk je daar van alles bij? 

Wat is werkelijkheid? Wat wij de werkelijkheid noemen is alleen maar onze reflectie op de werkelijkheid. We hebben allemaal onze eigen manier van kijken en oordelen. Die van mij is blijkbaar geschikt om zo nu en dan een verhaal te produceren. De inspiratie kan overal vandaan komen, een zin in een boek, een krab op het strand, een opmerking van mijn vrouw. Dan begint het in je hoofd te werken. Bij mij heeft dat, denk ik, weinig met fantasie te maken, meer met inlevingsvermogen. En uiteindelijk dicteert het verhaal het verhaal.

Betekent dit dat je het vaak gemaakte onderscheid tussen autobiografisch schrijven en ‘echte’ fictie niet zo zinvol vindt?

Het is fictie, maar daarom hoeft het nog geen fantasie te zijn. Natuurlijk gebruik ik mijn eigen ervaringen, soms in sterke mate. Ik begrijp de behoefte van lezers en recensenten om naar autobiografische elementen te zoeken, zelf vind ik dat ook wel interessant, maar eigenlijk is het flauwekul. Een verhaal hoort op zichzelf te kunnen staan. Dit is eigenlijk geen antwoord op je vraag, hè?

Ja, toch wel. Laten we verder gaan over je manier van schrijven.
Er is literatuur waar het draait om de inhoud: een ijzersterk, aangrijpend verhaal. In ander werk draait het vooral om de vorm, een fraaie, originele manier van vertellen. In je verhalen combineer je een originele schrijfstijl met een originele inhoud. Doe je dat bewust? Hoe zie jij zelf de relatie tussen die twee?

De schrijfstijl is mijn werk. Voor de inhoud wil ik de eer niet opeisen, daar ben ik nooit bewust mee bezig. Ik beschouw het maar als iets dat me ergens van boven wordt aangereikt. Je maakt me hier overigens wel een groot compliment.

Wat bedoel je precies ‘van boven aangereikt’? Zoiets als dat het verhaal zichzelf schrijft wat je bij de vorige vraag aangeeft? Kun je daar iets meer over vertellen?

Ja, zoiets. Hoe een verhaal zich ontwikkelt is voor mij meestal een verrassing. Het is in ieder geval geen bewust proces en het lijkt inderdaad vanzelf te gaan. Dat aanvaard ik dus maar in dank, al weet ik niet hoe het werkt.

Je werk wordt ‘exotisch’ genoemd. Ik vind dat niet, tenminste ‘exotisch’ heeft voor mij betrekking op de buitenkant, het focust op de verschillen tussen culturen terwijl jouw werk juist door die laag heen de diepte ingaat. Jij kunt nu eens schrijven over een vrouw die een fleecetrui bij Zeeman koopt als over een Vietnamese visser, een gevangene, of een meisje in een Indiase fabriek. Je zoemt in op de personages, en betrekt de natuurlijke en culturele omgeving daarbij. Daarom vind ik je verhalen universeel, wereldliteratuur, en dus niet ‘exotisch’, zoals ik ook in de recensie in Leestafel en Hebban aangeef. Hoe zie je dat zelf?

Daar ben ik het wel mee eens.

Schrijf je op vaste tijden?

Ik ben niet erg gedisciplineerd. De drang om te schrijven komt en gaat, en – zoals gezegd – mijn werk als copywriter slurpt vaak mijn schrijfenergie op. Als ik schrijf, doe ik dat in de ochtend en ik redigeer ’s middags.

Hoe ziet jouw schrijfplek eruit?

Ik heb geen eigen plek in huis, met een gezin van zeven. Ik schrijf in onze slaapkamer, aan een tafeltje voor de openslaande deuren naar de tuin, of op bed als mijn rug weer eens opspeelt. Ik heb een tijdje in het fietsenhok geschreven, maar dat was te ongezellig. Die slaapkamer is het centrum van ons familieleven. Kleindochtertje van twee danst en springt naast me op bed wanneer ik schrijf en iedereen valt de hele tijd binnen.

Hoe ga je verder met schrijven? Meer verhalen, een roman?

Excusez moi voor het cliché, maar ik werk aan een roman. Zwaar werk, geef mij maar verhalen.

Je hebt een erg prettige, vlotte schrijfstijl, je weet de lezer binnen een paar zinnen het verhaal in te trekken. Wie zijn je voorbeelden, waar komt je vlotte schrijfstijl vandaan? 

Dank je wel. Ik probeer niemand bewust na te volgen, maar de schrijvers die ik graag lees zijn natuurlijk van invloed op mijn werk. ‘Een vlotte schrijfstijl’ zegt overigens alleen iets over het resultaat, niet over het proces. Hoe vlotter iets leest, hoe langer er op is gezwoegd.

Kun je de titel van je bundel uitleggen? Waarom kunnen de stromen de zee niet vinden? Water stroomt toch altijd zelf naar de zee, zonder daar moeite voor te hoeven doen?

‘Roads go ever ever on,
Over rock and under tree,
By caves where never sun has shone,
By streams that never find the sea’

J.R.R. Tolkien

Bij de verhalen valt me op dat je steeds beschrijft hoe mensen in ellendige relaties met elkaar leven, en hoe uiteindelijk de ongelukkige echtgenote weet te ontsnappen, maar niet hoe zij vervolgens weet te overleven in de maatschappij. Wellicht is die kant minder interessant voor een verhaal? Ben je van plan om één of meerdere korte verhalen uit zijn bundel verder uit te werken tot een roman? Sommige verhalen vragen er namelijk om verder uitgewerkt te worden, zoals ‘Zachte witte tongen’. 

Nee, dat ben ik niet direct van plan, al vindt er allerlei kruisbestuiving plaats. Een aantal verhalen komt uit in de steek gelaten romanmanuscripten, maar andersom heb ik minder de neiging. ‘Hoe het verder gaat’ is voor mij een nieuw verhaal. In een recensie van mijn bundel op Literair Nederland omschreef Reinier van Houwelingen korte verhalen als Het creëren van een ‘perfect bevroren moment’ (…) . Verschuren schetst elf keer trefzeker een kleine wereld en laat die wereld nadien weer achter zich. Dat is een commentaar waar ik me wel in kan vinden.

‘Een bevroren moment’ klinkt mooi, maar de scènes zijn toch niet bevroren? Je ziet van alles bewegen. Het klinkt minder fraai, maar zijn het niet eerder video’s, happen of hapjes uit levens van mensen? 

De recensent vergelijkt korte verhalen hier met geënsceneerde foto’s, die als het ware een heel verhaal vangen in één onbeweeglijk beeld. Als ik het goed begrijp, ziet hij de relatie met de verhalen in ‘Stromen die de zee niet vinden’ in de nadruk op compositie en sfeer, op het momentane en zintuiglijke. Maar kijk hier zelf maar eens hoe hij het precies verwoordt.

Ik neem aan dat je je inspiratie uit je omgeving haalt (Vietnam, Azië). Je schrijft voornamelijk over relaties, en dan meer de ellendige kanten van een relatie, of van uithuwelijken, zoals ook in Azië gewoon is. De nadelige, schrijnende kanten laat je heel mooi zien. De verhalen lijken daarmee een beetje een soort “protest” tegen het niet zelf mogen kiezen van een partner. Heb je dat bewust gedaan?

Nee, niet bewust. In feite vind ik dat er wel iets te zeggen is voor uithuwelijken. In onze cultuur hoef je er niet mee aan te komen, maar vanuit een weidser perspectief gezien is het een van de gebruiken die de stabiliteit van een samenleving helpen versterken. In individuele gevallen pakt het natuurlijk niet altijd fijn uit. Maar dat doet vrije keuze ook niet, zoals we allemaal weten.

Wat bedoel je met ‘die de stabiliteit van een samenleving helpen versterken’?

De ouders zullen gewoonlijk een huwelijkspartner zoeken in hun eigen sociale cirkel, met een verglijkbare maatschappelijke positie, etnische achtergrond en religie. Dit maakt de kans groter dat de normen en waarden die een gemeenschap definiëren in stand worden gehouden en doorgegeven aan een volgende generatie.

Verder beschrijf je vooral het leven van arme mensen. Waarom kies je steeds voor het perspectief van de arme man/vrouw?

Ik ben zelf arm, mijn hele familie hier is arm. De problemen van de rijken vind ik niet interessant. Ik heb veel meer gevoel voor en solidariteit met mensen die zich dagelijks bezig moeten houden met de basale dingen van het leven.

Vragen: Yolande Belghazi-Timman en Corine Gorter

Andere recensies

Schandalig mooie opera – Francis van Broekhuizen – Luitingh – Sijthoff – 253 blz. In het theater speelt Van Broekhuizen samen met Gregor Bak een voorstelling met dezelfde titel. De ondertitel luidt: Muzikale en persoonlijke verhalen. Als je nooit een opera in het theater...
Lees verder Categorie: Muziekboek, Non-fictie
| Reageer!
Gruffalo en zijn vrienden zoekboek – Julia Donaldson – Illustrator: Axel Scheffler – Lemniscaat – 32 blz. Zoekboeken worden steeds populairder en dan ook echt voor heel jonge kinderen. Voor de leeftijd vanaf een jaar of drie is het heel goed om zich te...
Lees verder Categorie: Kleuterboeken, Prentenboek
| Reageer!
Airfryerbijbel – Bas Robben – Carrera Culinair – 496 blz. De airfryer begint langzamerhand de frituurpan in de keuken te verdringen. Natuurlijk zijn er nog dingen die echt in de olie gebakken moeten worden, zoals oliebollen en appelflappen, maar de meeste maaltijden kun je...
Lees verder Categorie: Kookboek
| Reageer!