De Italiaanse zwier
Bella figura – Joost Houtman & Philip Roose – 255 blz. – Uitgeverij Vrijdag
Over geen enkel land of volk doen meer clichés de ronde dan over de Italianen. Philip Roose en Joost Houtman hebben er zonder probleem een gans boek mee kunnen vullen. Beide heren zijn in het gewone leven respectievelijk importeur van wijn uit Sicilië en thrillerauteur/scenarist/copy- en ghostwriter. Verwacht geen diepgaande sociologische of antropologische studie over de bewoners van De Laars maar het moet gezegd: de auteurs slagen er in met hun aanstekelijk enthousiasme op een lichtvoetige, humoristische maar ietwat chaotische manier hun liefde voor Italië over te brengen naar de lezer.
Italië is op vele vlakken een gevarieerd land. Hiervoor is een verklaring: het land is pas eengemaakt in de late negentiende eeuw dankzij figuren als Garibaldi en Cavour. De eeuwen voordien bestond het Italiaanse schiereiland uit diverse kleine, afzonderlijke en zelfstandige stadstaten die al dan niet met hulp van buitenlandse mogendheden elkaar constant het leven zuur maakten. Dit gegeven legt meteen de grote verscheidenheid in taal, keuken en gewoonten uit. Bovendien werden deze staatjes dikwijls geregeerd door dictators die meestal niet op een eerlijke manier aan de macht kwamen en bleven. Dit verklaart de aversie van de modale Italiaan tegen de ‘macht’ zelfs na de eenmaking van het land. De centrale staat geeft niet maar pakt. Belastingen dienen het algemeen belang niet. Die dienen enkel de vermaledijde staat. Voor algemeen belang zorg je zelf. Binnen de familie.
Philip Roose en Joost Houtman hebben hun boek opgedeeld in vier hoofdstukken in een poging om toch enigszins wat structuur te brengen. Ze beginnen meteen met de ‘bella figura’. Meer dan een goed figuur slaan, zo benadrukken de auteurs. Het is een levensstijl. Naast ‘presentatie’ heeft het vooral te maken met je ‘gepast’ gedragen. Deze drang naar ‘fare bella figura’ verklaart meteen dat zelfs behoorlijk onnozele dagelijkse handelingen mooi versierd en gevierd kunnen worden in heerlijke rituelen en dat dagelijkse objecten er prachtig kunnen of moeten uitzien. Dit uit zich in de mode en in de wereld van design denken we bijvoorbeeld aan bekende namen als Zanussi, Fiat, Ettore Sottsass, Castiglioni en de architectuur van Renzo Piano. De hang naar ‘bellezza’, schoonheid, voel je overal in het dagelijkse leven. Een Italiaan zal ’s avonds niet met short en T-shirt op straat komen. Tijdens de ‘passeggiata’ komt hij op z’n best naar buiten en het liefst met een zonnebril van het merk Persol. En het toppunt is een man die uitblinkt in de ‘sprezzatura’, de verfijnde levenskunst van de ‘bedachte nonchalance’ bij voorkeur gekoppeld aan enige vorm van ‘logorroico’, breedsprakerigheid met een heel arsenaal aan gebaren. Trouwens: hoe kan je een Italiaan het zwijgen opleggen? Door zijn handen samen te binden.
De meeste aandacht van de auteurs gaat uit naar de dagelijkse gewoonten en gebruiken van de Italianen. In het gezinsleven staat vooral de liefde van Italiaanse mannen voor hun moeder centraal. Ook al is daar een economisch kantje aan: de jeugdwerkloosheid in Italië bedraagt 40%. Zelfs als de volwassen Italiaanse man de moed heeft gevonden om op zichzelf te gaan wonen, zal hij nog dagelijks zijn moeder opbellen. Italiaanse moeders zijn de hoeksteen van het gezin en familie en dus van de hele Italiaanse samenleving. Maar wie het ook altijd goed vergaat in De Laars zijn de allerknapste dames. Die krijgen een goddelijke status toebedeeld, die van diva: Gina Lollobrigida, Claudia Cardinale, Sophia Loren. Op culinaire vlak zijn er ook ‘heilige huisjes’. Een cappuccino bijvoorbeeld drink je ‘s ochtends maar niet meer na 11 uur. Pasta eet je zonder mes of lepel en tiramisu is niet bedoeld als een dessert maar als een opkikkertje. Alhoewel het geloofsleven sterk achteruit gaat kan je in Italië nog altijd niet om het geloof heen. Weinig politici zullen de kerk openlijk aanvallen. Maar naast het geloof tiert het bijgeloof nog welig zeker in steden zoals Napels. Het ongeluksgetal in Italië is niet dertien maar zeventien. Met de Romeinse nota van dit getal (XVII) kan je het woord ‘VIXI’ vormen: ik heb geleefd.
In het voorlaatste hoofdstuk staan de auteurs nog eens stil bij de hierboven reeds vermelde grote verscheidenheid in Italië om vervolgens nog eens de Italiaanse politiek aan een nader onderzoek te onderwerpen.
Het boek bulkt uit van de weetjes en feitjes maar de frappantste hebben de auteurs bewaard tot op het einde. Ze staan immers nog even stil bij het hardnekkige gerucht dat Shakespeare een Italiaan was. Op 23 april 1564 werd in Messina Michelangelo Florio geboren als zoon van Guglielma Crollalanza. Letterlijke vertaling van deze naam: William(a) Shakespeare. Uit het levensverhaal van Florio zijn tal van argumenten te halen die deze stelling onderbouwen.
Voor wie nog niet (veel) in Italië is geweest, vormt dit boek een ideale voorbereiding alvorens naar het land af te reizen al was het maar om zeker geen ‘figura di merda’ te slaan.
Kris Muylle