Wie ben ik, wie ben jij?
Salomons oordeel – Robert Vuijsje – Lebowski – 239 blz.
Max en Alissa Cohen hebben een zoon, de zeventienjarige Salomon. Max heeft joodse voorouders. Een aantal van hen is in de Tweede Wereldoorlog omgekomen en die oorlog speelt nog steeds een belangrijke rol in het leven van hem en zijn vader. Alissa komt uit de Bijlmer en haar familie is Surinaams. Het gezin Cohen woont in Amsterdam zuid in de buurt van het Vondelpark. Het zijn niet dezelfde personages als uit Vuijsjes bestsellerroman Alleen maar nette mensen, maar het thema van dit boek is ongeveer hetzelfde. Wie ben ik en hoe verhoud ik me tot de anderen?
Pas als Salomon zich voorstelt wordt dat duidelijk, want aan zijn uiterlijk kun je dat niet aflezen.
“’Ik heet Salomon, en dan ook nog Cohen?’ vraagt hij aan zijn ouders. ‘Wat denk je dat mijn vrienden daarvan vinden?’”
Salomon worstelt met zijn afkomst. Bijvoorbeeld als hij voor het eerst naar de middelbare school gaat. Gaat hij bij de donkere kinderen zitten of kiest hij voor de witte?
Naast Salomon is Max het meest bezig met zijn plaats in de maatschappij. Overal ziet hij vormen van discriminatie en hij besluit zich aan te sluiten bij De Movement een groep mensen van gemengde afkomst die zich verzet tegen discriminatie. Al snel komt Max erachter dat er in de groep met verschillende maten wordt gemeten. Ze zijn blij met zijn steun, maar hij moet zich gedeisd houden en niet zijn zogenaamde ‘witte suprematie’ laten zien. De leider van de groep, ene Parks, een man met Surinaamse ouders, is ooit bij een vreedzame demonstratie bij de Tweede Kamer hardhandig door de politie opgepakt. Alles wat hij doet en zegt, wordt door de groep voor zoete koek geslikt, maar niet door Max. Uiteindelijk stapt hij gedesillusioneerd uit de beweging.
Salomon is intussen lekker aan het puberen en zet zich op allerlei mogelijke manieren af tegen zijn ouders. Zo schrijft hij een raptekst die bij Max nogal hard binnenkomt.
“Ik hou van me money als een Jew
Dus weet je wat ik doe?
Jullie zijn zo weak, het is een fokking ramp
Ik stuur jullie broke asses naar een kamp”
Salomon wordt een keer opgepakt door de politie als hij met zijn vrienden bij een Metrostation in de Bijlmer wegrent. Hij ontkent dat hij iets heeft gedaan.
Hij lijkt wat tot rust te komen als hij verkering krijgt met Golda, een joods meisje dat hij Goldy noemt. Haar ouders zijn stinkend rijk. Haar vader, Lior, is een makelaar en een vreselijke patser, die Max, die voor Zara in loondienst werkt, voor zijn karretje probeert te spannen.
“O ja, en nu ze er toch over praatten: had Max aan de baas van Zara gevraagd of er nog plannen waren om nieuwe vestigingen te bouwen? Of een nieuw hoofdkantoor? Als Max zorgde dat Lior die opdracht kreeg, konden ze samenwerken.”
De relatie tussen Salomon en Golda is na twee maanden voorbij en Salomon gaat verder met Samantha, die uiterlijk meer op hem lijkt en die hij ‘wifey’ noemt. Maar Golda pikt de breuk niet en beschuldigt Salomon van verkrachting. Salomon belandt in de cel en Max en Alissa kijken dan beiden op een andere manier naar hun zoon. Moeder Alissa gelooft heilig in zijn onschuld, maar Max niet. Dat leidt tot een tijdelijke breuk tussen de twee.
De roman die grotendeels uit dialogen bestaat, behandelt ook de bekende vooroordelen over joden en Surinamers. Joden zijn toch allemaal rijk? En Max maakt Alissa kwaad als hij zegt dat ze vast wel gewend is aan politiebezoek aan huis. Het boek is anekdotisch en ondanks de zware thema’s toch heel lichtvoetig en soms hilarisch. In bijna elk hoofdstuk valt er wat te lachen. Vuijsje heeft bijna elf jaar na Alleen maar nette mensen, het thema over etniciteit een opfrisbeurt gegeven. De grootste verdienste van Salomons oordeel en dus van Vuijsje, is dat het je kijk op mensen en op de wereld verandert.