Liever wangen dan handen
Het land van de handen – Luuk Gruwez – De Arbeiderspers – 527 blz.
Het begint allemaal zo veelbelovend, met een citaat uit Het land van de wangen, Gruwez’ veelgeroemde brievenboek uit 1998 waarop het Het land van de handen (2020) een laat vervolg is:
“Dit is het westen, waar de cowboys wonen en de dichters zich verschansen. Het is geen zachtzinnige volksstam waartoe ik behoor. West-Vlaanderen is het land van de handen. Daarmee kan men wurgen, daarmee kan men strelen, daarmee kan men vooral zijn centen tellen. Limburg, waarnaar ik geëmigreerd ben, is het land van de wangen. Daarmee glimlacht men, onophoudelijk.”
Cowboys, wurgen, strelen. Terug naar het land van de jeugd, en dat 527 bladzijden lang: ik had me erop verheugd! De inleiding (‘Introïtus’; we zijn niet voor niets in katholiek Vlaanderen) stelt alvast niet teleur: “Alle stilering is vervalsing en daardoor is elke autobiografie fictie”. Vuurwerk! En ook Gruwez’ onvoorwaardelijke toewijding aan de literatuur schept verwachtingen: “Voor mij was de echte wereld er een in druk. Geen enkel bestaan bestond, als het niet de status van druksel had verworven.
En in druk zijn ze verschenen, de brieven aan bevriende dichters als Benno Barnard en Miriam Van hee, en aan andere vrienden en vriendinnen. Brieven uit het Stijn Streuvelshuis in Ingooigem waar de auteur een tijdlang resideert. Brieven uit Griekenland, Texel en het Provencaalse Ménerbes waar hij met vakantie is. Brieven uit Mexico waar hij een poëziefestival bijwoont en zich in een zeldzame vlaag van zelfinzicht laat ontvallen dat het tijdens zulke festivals vaak gaat om
“oudere dichters die nog één keer jong willen zijn en uit het harnas van hun tanende bestaan willen breken, die nog één keer proberen te vergeten dat wat hun hier te doen staat, alleen maar dit is: te trainen voor het definitieve afscheid.”
En waar de brieven en dagboeken verder over gaan? Over dichters en poëzie, een beetje. Gruwez (1953) is in de eerste plaats dichter, hij heeft zo’n vijftien bundels op zijn naam, en hij is hecht verankerd in het Vlaamse literaire landschap. De lunches van de West-Vlaamse Schrijversvereniging komen voorbij, en collega-dichters en schrijvers als Hester Knibbe, Eriek Verpaele, Herman de Coninck, Walter van den Broeck, Erik Spinoy en Charles Ducal. Maar dat hij nu veel bijzonders over hen te melden heeft?
Ook schrijft Gruwez over de voorbereiding van Het land van de handen, de gesprekken daarover begonnen al in 2017, en over de champagne en de borrelnootjes bij de aanstaande presentatie. En het gaat over het weer, vakanties, dromen – heel veel oninteressante dromen -, en over ouderdomskwaaltjes en het leven van een pensionado. Particuliere anekdotes die enkel interessant zijn voor mensen die de auteur persoonlijk kennen, en dan nog… Anekdotes van een vaak onthutsende onbenulligheid ook, bijvoorbeeld wanneer hij omstandig verslag doet van een etentje in het Amsterdamse restaurant Hemelse modder (“Ik kreeg een hertenstoofseltje op mijn bord waarin zich, volstrekt nutteloos, een groenig viteloteaardappeltje vertoonde”).
En het gaat over zijn eigen werk; Gruwez doet niet aan valse bescheidenheid en hij heeft ontdekt dat in Van Dale’s Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal maar liefst dertien lemma’s verwijzingen bevatten naar zijn eigen poëzie. Het lemma ‘duren’ bijvoorbeeld uit de versregel ‘mooie meisjes duren niet lang’. Wat een verademing om in dit dorre prozaboek een fonkelend kort gedicht te lezen; was de Arbeiderspers maar nooit op het idee van Het land van de handen gekomen; wat een mooie nieuwe gedichten zou dat niet hebben opgeleverd….
“mooie meisjes duren niet lang
en de uiterst aanlokkelijke blondines
met groene, ja zeer groene ogen
het kortst van al.
zo kort haast als dit gedicht.”
Hein-Anton van der Heijden
Boek bestellen!