Ieder voor zich en God voor ons allen
Strafkind – Wieke Hart & Maria Genova – Just Publishers – 249 blz.
‘Ze drukt het pakketje een moment stevig tegen zich aan en licht de putdeksel op. ‘Dag dappere Gaby,’ fluistert ze en drukt een kus op de juten zak. Met een plof valt de last op de bodem van de put.’
De achtenzeventigjarige Erin Gallaher zorgt al jarenlang voor haar zieke echtgenoot Peter De Becker. Een man die haar, nadat ze drieënveertig jaar in kloosters had gewoond, mee naar huis nam. Ze durfde niet op geluk te hopen en had daarin gelijk. Peter mishandelde haar en liet haar als een sloof het huishouden doen.
Zelfs toen hij dertien jaar geleden door een beroerte halfzijdig verlamd raakte en daarmee volkomen van haar afhankelijk werd, wist hij haar keer op keer nog pijn te doen. Op een ochtend is de maat vol en neemt de oude Erin het heft in handen. Ze belandt daarna in de gevangenis.
In de gevangenis vecht ze tegen de herinneringen, maar elke handeling, elk woord, de andere gevangenen, de bewaaksters, werkelijk alles voert haar terug naar de drieënveertig jaar van haar leven waarin ze bij de nonnen woonde. Haar mede-gevangen hebben in de krant gelezen wat Erin heeft gedaan en denken dat zij zelf een non was in de Ierse kloosterorde de Zusters van de Bon Secours waarvan inmiddels bekend is dat er bijna 800 babylijkjes bij hun klooster zijn gevonden. Op deze manier wordt het leven van Erin ook in deze instelling een hel.
Damian, de dertigjarige gevangenispsycholoog (wiens privéleven onder druk staat omdat zijn vrouw per se een kind wil en hij die zijn leven lang gehoord heeft dat hij een ongewenst kind is, niet), probeert Erin aan het praten te krijgen en na verloop van tijd lukt dat. Langzaam deelt Erin stukjes van haar schokkende levensverhaal met hem.
‘Waar woonde u voor u in het klooster terechtkwam?’
‘Dat moet dan onder het hart van mijn moeder zijn geweest.’
Soms lees je een boek waar je ondersteboven van bent. Van woede. Van onmacht. Van ellende. Het tweede deel van Strafkind laat vrouwen tussen de zestig en achtentachtig jaar aan het woord. Dat snijdt door de ziel. Hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat een dergelijk wijdverbreid gruwelijk misbruik van kinderen zo lang heeft kunnen doorgaan? Eerst in Ierland, maar ook in Nederland. Duizenden meisjes die in katholieke opvanghuizen werden geplaatst. Omdat ze ‘gevallen’ meisjes waren, omdat de moeder was overleden en vader niet voor het kind kon zorgen, omdat ze wees waren of omdat ze ‘moeilijk opvoedbaar’ waren.
Hoeveel van die meisjes heeft de Nederlandse overheid geplaatst?
De zusters van de Goede Herder hielden de meisjes binnen de kloostermuren, ze kregen slecht te eten, mochten niet naar school en niet praten. Het enige dat ze mochten, was werken in de wasserijen en de naaiateliers. Hetzelfde gebeurde in katholieke instellingen in Zoeterwoude, Tilburg, Velp, Almere, Almelo, Amersfoort en Bloemendaal. Ook daar waren slaag en andere mishandelingen aan de orde van de dag. Wanneer de kinderen werden betast of erger dan werd hen aangepraat dat het hun eigen schuld was, dat ze ‘vieze’ meisjes waren. Priesters die met hulp van de nonnen meisjes konden verkrachten, nonnen die toekeken of meededen.
Bij kindermishandeling is altijd sprake van misbruik van een machtsverhouding, maar zeker wanneer die mishandeling plaatsvindt door vrouwen en mannen die zich ‘in dienst stellen van de Heer’. Het geloof in het goede, het vertrouwen in katholieke hulp, een eventueel nog bestaand Godsbeeld en niet te vergeten het zelfvertrouwen is op z’n minst levenslang ernstig verstoord. De psychische schade die deze vrouwen hebben opgelopen komt nooit meer goed.
Wieke Hart en Maria Genova leggen met Strafkind een mensonterende geschiedenis bloot uit een groot deel van de katholieke opvang die tot 1972 heeft geduurd.
Geweldig bedankt voor deze mooie en treffende recensie, Susanne!