Oostende was toen nog een bruisende stad
Oostende in de belle époque – Kurt Van Eeghem – Pelckmans – 270 blz.
In 1970 scoorde Liesbeth List een hitje met Brussel was toen nog een bruisende stad, een cover van Bruxelles van Jacques Brel. Het lied ademt de frivoliteit uit van de belle époque, de periode tussen ruwweg 1870 en 1914. Uit het boek Oostende in de belle époque blijkt dat de uitbundigheid van deze periode zich niet beperkte tot de Belgische hoofdstad. Meer nog: auteur Kurt Van Eeghem zet de Belgische badplaats neer als de plaats waar je moest zijn om gezien te worden.
In een schrijfstijl die de zwierigheid en het optimisme van de belle époque belichaamt, beschrijft Van Eeghem hoe Oostende in enkele decennia evolueerde van een vestingstad naar ‘la Reine des Plages’. Drie elementen waren in dit proces van belang. Enerzijds was er de uitgesproken verknochtheid van het Belgische koningshuis. Die begon zowaar met koning Willem I. De vorst van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden huurde er een stadspaleis dat de latere Belgische koning Leopold I overnam.
De opheffing van het militaire karakter van de kuststad leidde tot de afbraak van bastions en verdedigingswerken. Langs de zeedijk rezen (luxe)hotels, villa’s en herenhuizen als paddenstoelen uit grond met als orgelpunt op het meest westelijke punt de bouw van het eclectische Kursaal dat in het boek een centrale plaats inneemt. Een ontwikkeling die volgens de auteur vergelijkbaar is met het hedendaagse Dubai. De zwart-witillustraties verspreid in het boek geven een impressie over hoe een en ander er toen uitzag. Een schril contrast met de betonnen muur die vandaag de Oostendse skyline beheerst. Met het Congolese ‘bloedgeld’ van Leopold II kreeg de stad een koninklijke glans met de bouw van de Venetiaanse Gaanderijen, de aanleg van een hippodroom en een golfterrein in het naburige De Haan.
Een tweede element in het Oostendse succesverhaal was de vlotte bereikbaarheid via de trein. In 1838 kreeg de stad een station en was hierdoor verbonden met alle Europese hoofdsteden. Tegelijk werd ook een veerdienst met Dover opgezet die pas in 1997 met de komst van de Chunnel werd opgeheven.
Een laatste element in het succesverhaal van Oostende was de opkomst van de thalassokuren. Medici wezen op de combinatie van gezonde zeelucht, dagelijkse onderdompelingen in de Noordzee en een fikse wandeling langs de vloedlijn als oplossing voor reumatische pijnen, maagklachten, hart- en leverziekten en nog tal van andere kwalen. Je kon met de ‘badkoets’ tot het water rijden en baden. Oostende onderscheidde zich van andere kuststeden zoals Brighton of Scheveningen doordat gemengd baden was toegelaten.
De luxueuze voorzieningen en de grandeur van de stad lokten de fine fleur van de Europese adel. Dagelijks kon je in La Saison d’Ostende de namen van de hooggeplaatste gasten lezen met de status of het beroep en het hotel waar werd verbleven. Een van deze gasten was bijvoorbeeld de sjah van Perzië die in 1905 liefst drie weken in Oostende doorbracht vergezeld van onder meer de keizerlijke sabeldrager, een bediende die de gouden sabel van de vorst droeg. Oostende was toen een beetje als Davos stelt Van Eeghem.
Oostende en belle époque zijn onmiskenbaar verweven met James Ensor, de eigenzinnige kunstenaar die 75 jaar geleden stierf. Kurt Van Eeghem heeft een rol weggelegd voor de schilder maar het is een bijrol. Op artistiek vlak gaat alle aandacht uit naar de hoofdrol die het orkest van het Kursaal op het Europese toneel speelde dankzij mannen als orkestleider Léon Rinskopf en ‘de Europese koning van de kansspelen’ Georges Marquet. Het symfonisch orkest telde op zijn hoogtepunt 150 muzikanten die dagelijks twee concerten verzorgden. Kurt Van Eeghem is dan ook op zijn best als hij de namen van tal van topmuzikanten en zangers opsomt die een optreden in het Kursaal als een grote eer beschouwden: de violisten Eugène Ysaÿe, Bernhard Dessau, Sam Franko, de zangers Enrico Caruso en Ernest van Dyck, de sopraan Mary Garden,… Bekende componisten zoals Camille Saint-Saëns, Peter Benoit, Charles Gounod en Richard Strauss brachten er hun eigen composities. Johan Strauss componeerde een deel van Der Zigeunerbaron in Oostende. Veel Belgische muzikanten en componisten droegen bij tot de reputatie van hun land in het buitenland. Kurt Van Eeghem hekelt het feit dat de herinnering aan hun namen aan de vergetelheid is prijsgegeven.
De detaillistische focus op de vergeten rol van Oostende als belangrijk muzikaal centrum is enerzijds de sterkte van het boek maar tegelijk worden de vele andere sociale en urbanistische veranderingen die Oostende in die tijd kende hoogstens summier aangehaald. Het enthousiasme van de auteur is aanstekelijk maar het leidt tot veel herhalingen en soms ontbreekt een heldere verhaallijn maar dit is eigen aan iedere geestdriftige verteller. Ere aan wie ere toekomt: dit boek is voor een belangrijk gedeelte gebaseerd op de licentiaatsthesis van de Oostendse musicologe Ann Casier uit 1984 wat de auteur ook uitdrukkelijk vermeldt.
Op maandag 3 augustus 1914 trad Eugenie Brulet, een dramatische sopraan verbonden aan de Opéra-Comique als laatste ster op in het Kursaal. Twee maanden later droeg burgemeester Liebaert de stad Oostende over aan de Duitsers. Het sprookje was voorbij.
Een boek vol weemoed over wat was en nooit meer zal terugkomen.
Kris Muylle
Boek bestellen!