De mens en zijn soortgenoten
De opkomst en heerschappij van de zoogdieren – Steve Brusatte – Vertaling: Roelof Posthuma – Ambo | Anthos – 582 blz.
De Amerikaanse paleontoloog Steve Brusatte, verbonden aan de universiteit van Edinburgh, blijft ditmaal dichter bij huis: de zoogdieren, inclusief wijzelf als mens, nadat hij eerder een boek open deed over de dinosauriërs. Vergis u niet door te denken dat de tijden van die giganten vroeger waren dan die van de zoogdieren. Nee, wij moeten daarvoor nog verder in de tijd terug! We komen in eerste instantie veel soorten tegen die inmiddels al lang zijn uitgestorven, maar wel in de ‘stamboom’ van de zoogdieren thuis horen. We moeten daarbij niet denken aan eeuwen, maar aan miljoenen jaren. Brusatte vertelt dat verhaal keurig in chronologische volgorde. Waar de dino’s de inslag van meteorieten niet hebben overleefd, hebben verscheidene soorten zoogdieren dat wel en komen we creaturen tegen waarover we van verbazing zouden kunnen omvallen. Vindt u de Mammoet een fabelachtig dier, wat dan te denken van de Sabeltandtijger of één van de allerkleinsten, de Megazostrodon, niet groter dan ongeveer een vinger! Dit diertje is bekend geworden door de favoriete tekening uit 1976 van professor Farish Jenkins van Harvard.
Zeer interessant om te weten is het ultieme kenmerk van zoogdieren: de uit slechts één bot bestaande onderkaak, waar bij overige gewervelde dieren het kaakgewricht uit verscheidene botjes bestaat. In de evolutie blijken kaak en tand een veel grotere rol te hebben gespeeld dan wij leken denken. Het boek is zelf een groot verslag van de evolutie die alle soorten hebben ‘ondergaan’ van groot tot klein, van gewoon tot bijzonder, zoals de vleermuis de enige gewervelde is, buiten de vogels om, die heeft leren vliegen. Die evolutie blijkt ook uit de hoofdstukken die lopen van de opkomst van de zoogdieren tot en met hun toekomst.
We moeten ver terug in de tijd, ca. 225 miljoen jaar, voor het ontstaan van de eerste zoogdieren. – Overigens ongeveer even ver als voor de dinosauriërs. – Ze deden het in het begin minder goed dan hun reusachtige broeders. Maar door o.a. hun formaat overleefden zij de meteorieteninslag (of een astroïde?) wel. Brusatte beschrijft dat in het begin van het boek op zijn eigen aantrekkelijke wijze. “op de rivieroever lag het skelet van een dier [Tyrannosaurus rex] … nu was zijn hele soort verdwenen … Maar dan ergens binnen in het kolossale monster, een zacht geluid. Een zacht gekwetter, snelle stapjes. Een kleine neus stak tussen twee ribben door … aarzelend, kennelijk bang om verder te gaan. De snorharen trilden in de verwachting gevaar te bespeuren, maar er was niets bedreigends”. Het kleine wezen behoorde tot de overlevenden, terwijl er toch veel met de dino’s waren ten ondergegaan.
Brusatte vertelt dat het vooral de vleeseters trof, terwijl de minuscule plantenetertjes aan het langste eind trokken. De afwezigheid van ernstig bedreigende soorten zorgden daarna voor een snelle ontwikkeling, zodat binnen de kortste keren de hoofdgroepen van de huidige indeling der zoogdieren ontstonden. Brusatte noemt die periode van ontwikkeling “modernisering van de zoogdieren”. Hij voert een gat in de grond (eigenlijk een mijn) in Messel, nabij Frankfurt, ten tonele. Daar werd vroeger schalieolie gedolven, maar is nu gesloten. Daar werden talloze fossielen gevonden, die de auteur er toe verleiden een (fictief) verhaal te vertellen op het er daar in vroeger tijden aan toe ging. Opnieuw een fantastisch intermezzo tussen de noodzakelijk wetenschappelijke feiten. Deze manier van werken maakt dat we geen droog en opsommend boek lezen, maar wel onze lessen op een aantrekkelijke wijze krijgen opgediend.
Na de modernisering behandelt de auteur enkele extreme zoogdieren. Ook hier voorafgegaan door een futuristische anekdote, een krantenbericht uit 2831, waar in de woestijn van Florida een geraamte is gevonden, waar een heel gezin wel in de bek zou passen. We maken (o.a.) kennis met de blauwe vinvis en de olifant, waarvan de auteur verrassende feiten opsomt: “Maak nooit de fout om olifanten als domme reuzen te beschouwen. Wat ze werkelijk indrukwekkend maakt is dat ze spierkracht combineren met breinkracht. Brusatte rekent de olifant tot de “Grote Brein Club”, de zoogdieren met de grootste hersenen in verhouding tot hun gewicht, die over tal van intelligente vermogens beschikken.”
De auteur vergeet niet om ook klimaatproblemen aan de orde te stellen. Zo beschrijft hij de vulkanische eruptie (ca. 11 miljoen jaar geleden), waarbij een berg in Idaho zijn top zag bezwijken. De as werd oostwaarts geblazen. En na ca 1600 kilometer bedekte die rommel de bodem van Nebraska. Talloze dieren overleefden deze ramp niet. Het betekent dat de overgebleven skeletten nu tentoongesteld worden in het Ashfall State Historical Parc. En nog steeds komen daar exemplaren bij omdat archeologen en paleontologen nieuwe ontdekkingen doen. De inspanningen van deze beroepsgroepen komen verscheidene keren in het boek van Brusatte aan de orde.
“Menselijke zoogdieren”. Laten we niet vergeten dat de geschieden is van de zoogdieren ook die van de mens is. Ook daar staat de auteur in een apart hoofdstuk bij stil, om te eindigen met een verhandeling over de zoogdieren in de toekomst. Hoewel hij heeft beschreven dat de zoogdieren menig probleem hebben overleefd, maakt hij toch te opmerking “Het is nu geen beste tijd om zoogdier te zijn”. Dat zal de lezer van het laatste hoofdstuk zeker kunnen beamen.
De opkomst en heerschappij van de zoogdieren is geen boek om in één adem uit te lezen. Geregeld een deel tot je nemen en vooral nadenken over het gelezene is de beste manier om je dit werk eigen te maken. Je zult je ook door veel wetenschappelijk jargon en vreemde namen heen moeten werken. Maar de stijl en de uitmuntende intermezzo’s van Brusatte laten je je altijd bij de les blijven. Een les die van bijzonder veel waarden is in meer dan één opzicht.
Kees de Kievid
Boek bestellen!