Lesgeven en schrijven is een prima combinatie
David Vlietstra (1978) groeide op in Franeker. Op zijn achttiende verhuisde hij naar Groningen. Hij studeerde er sociale psychologie aan de Rijksuniversiteit. Aansluitend deed hij de pedagogische academie. Zijn eerste boek was De brandweerman & de parkeermeter (2010), een informatief boek over sociale psychologie voor tieners. Sinds 2015 schrijft hij boeken voor jongere kinderen die werden uitgegeven door Clavis.
Nu is hij overgestapt naar uitgeverij Gottmer en heeft veel succes met De lijst van Violet Sopjes. Vlietstra werkt als leerkracht op een basisschool in Paterswolde.
Had je als kind al in je hoofd dat je later een boek wilde schrijven?
Ja, zodra ik letters en woordjes leerde lezen en schrijven in groep 3 en 4, kroop ik achter de typemachine van mijn ouders. Alle verhaaltjes die ik typte heeft mijn moeder bewaard, omdat ze toen al vermoedde dat ik er later misschien wel eens iets meer mee zou gaan doen. Ik zei ook al op vrij jonge leeftijd dat ik schrijver wilde worden. In elke levensfase kwam het schrijven terug: voor de schoolkrant, voor het faculteitsblad, voor de Universiteitskrant. Tijdens en na mijn studie had ik een weblog met verhaaltjes over dingen die ik in het dagelijks leven meemaakte. En nog weer later begon ik pas aan kinderboeken. Ik was 37 toen mijn eerste kinderboek verscheen.
Welke boeken las je in je jeugd en maakten indruk op je?
Toen ik klein was las ik veel Paul Biegel en Roald Dahl. Van Paul Biegel was ik vooral fan van de serie over Virgilius van Tuil, de avontuurlijke dwerg. Grote indruk maakte Kruistocht in spijkerbroek op mij, dat ik las toen ik wat ouder was.
Je vorige boeken kregen weinig aandacht. Heeft het je verrast dat De lijst van Violet Sopjes in de belangstelling staat?
Ja, ik ben blij verrast! Ik ben zoveel aandacht inderdaad niet gewend. Na mijn overstap van een Vlaamse uitgever naar Gottmer had ik natuurlijk wel een beetje op ‘Nederlandse’ aandacht gehoopt, maar dat Violet een boekentip werd in De Grote Vriendelijke Podcast én onder andere in Trouw werd besproken, dat had ik niet verwacht. Het voelt geweldig als iets waar je zo lang aan gewerkt hebt wordt gezien en gewaardeerd.
Lukt het je om op vaste tijden te schrijven of pak je gewoon de tijden die zo uitkomen?
Ik sta op woensdag, donderdag en vrijdag voor de klas en dat is best intensief. Op die dagen kom ik ’s avonds niet aan schrijven toe. Op maandag en dinsdag ben ik alleen thuis. Mijn vrouw werkt dan en mijn kinderen zijn naar school. Ik heb die rust in huis wel nodig om te kunnen schrijven. Omdat ik maar twee dagen per week de tijd heb, schieten de verhalen niet zo snel op als ik zou willen. Toch zou ik ook niet de hele week thuis willen zitten om te schrijven. Dan zou ik de kinderen op school te veel missen. Eigenlijk is het dus een prima combinatie op deze manier.
Hoe ga je bij het schrijven te werk? Maak je een schema of werk je organisch?
Ik werk echt organisch. Als ik een idee heb, dan begin ik gewoon. Ik denk veel in scènes. Het begint met een scène. Dan schrijf ik de scène daarvoor of erna. En zo ontstaat er langzamerhand een verhaal. Ik heb natuurlijk wel ongevéér een grote lijn in mijn hoofd, maar het kan altijd nog alle kanten op.
Violet in je boek De lijst van Violet Sopjes is een buikpijnkind. Heb je als leerkracht of in je persoonlijke leven wel eens te maken gehad met zo’n kind?
Nee, eigenlijk niet. Natuurlijk hebben kinderen wel eens buikpijn, ook wel eens in mijn klas, maar niet op de manier zoals Violet in het boek. Die verhaallijn is niet geïnspireerd op persoonlijk ervaringen.
Het ziektebeeld en problemen in De lijst van Violet Sopjes zijn realistisch op papier gezet. Doe je veel aan research?
Ik heb psychologie gestudeerd en toen zelf al het een en ander geleerd over autisme, dwangneuroses en angsten. Daarbij komt dat mijn vrouw kinderpsycholoog is en dagelijks werkt met kinderen met angsten. Zij weet dus heel goed hoe een behandeling eruit ziet, welke oefeningen cliënten moeten doen en wat ze er spannend aan vinden. Ik heb het daar met haar uitvoerig over gehad en zij heeft die scènes ook steeds gelezen en van commentaar voorzien.
Een andere verhaallijn gaat over ongelofelijke gebeurtenissen die écht gebeurd zijn. Zoals een vrouw die haar trouwring, 16 jaar nadat ze hem was kwijtgeraakt, terugvond in haar moestuin: hij zat óm een wortel. Ik heb er heel veel lol in gehad om zulke verhalen op te zoeken en te verwerken in het boek. Veel namen in het boek zijn ook niet zomaar gekozen, maar verwijzen naar iets anders. Violet Sopjes zelf is bijvoorbeeld een anagram van Violet Jessop, de vrouw die drie scheepsrampen heeft overleefd. En ook Majoor Paula, Louis Port en anderen zijn verborgen verwijzingen. Een soort ‘easter eggs’.
Het boek is prachtig geïllustreerd door Yoko Heiligers. Hoe kwamen jullie bij haar terecht?
Ik hou in het algemeen heel erg van grafische, minimalistische afbeeldingen. Voor dit boek, voor deze leeftijd, vond ik zulke illustraties wel kunnen. Yoko was al bekend bij Gottmer en zo kwamen we al snel bij haar. Ik vind de tekeningen erg goed bij de sfeer van het verhaal passen en ik ben ook ontzettend blij met de in het oog springende cover. Als je het boek in de winkel ziet liggen denk je toch meteen: goh, waar zou dat over gaan?
Vragen: Pieter Feller