Eerbetoon aan een uitzonderlijk blijmoedig mens
Wanhoop nooit aan vooruitgang – M. Coesèl – Boom – 309 blz
Wanhoop nooit aan vooruitgang, brieven van Jac. P. Thijsse, bevat een selectie van de mooiste brieven van de grondlegger van de Nederlandse natuurbescherming.
Thijsse (1865-1945), schreef zeer veel brieven: er zijn er ruim 700 bewaard gebleven waarvan Marga Coesèl er meer dan 200 selecteerde voor deze uitgave. De brieven dateren uit de periode 1894-1945, met de nadruk op de oorlogsjaren, toen Thijsse door problemen met zijn gezondheid en door de Duitse bezetting meer aan huis gebonden was. Onder de kop “Wie was Jac. P. Thijsse”, geeft Coesèl eerst een beknopt maar duidelijk overzicht van zijn leven en werk.
Daarna zijn de brieven opgenomen van de periode 1894-1940 en vervolgens die van de periode 1940 – 1945. In het hoofdstuk “Over de brieven”, worden deze inhoudelijk thematisch geanalyseerd en besproken. De lezer die weinig tijd heeft, zou al met dit hoofdstuk kunnen volstaan want hierin wordt een prima samenvatting gegeven.
Wat bij het lezen van de brieven vooral opvalt is het onverwoestbare optimisme, de enorme inzet voor de zaak van de natuurbescherming in die beginjaren, de grote ideeënrijkdom en visie die Thijsse hierbij laat zien. Hij was van mening dat natuurbescherming een zaak van en voor het gehele volk diende te zijn, terwijl de overheersende gedachte in die jaren was dat het een taak van de maatschappelijke bovenlaag moest zijn. Ook wees hij al vroeg op de schoonheid en het belang van fraaie cultuurlandschappen, die een belangrijke rol voor de recreatie zouden kunnen vervullen. Daarnaast wees hij op het grote belang van propaganda: de natuur en natuurbescherming moest voortdurend onder de aandacht van het grote publiek worden gebracht.
Thijsse was enorm betrokken bij de pogingen belangrijke terreinen veilig te stellen door aankoop. Dit blijkt vooral uit zijn brieven aan zijn vriend en natuurbeschermer van het eerste uur, P.G. van Tienhoven, later jarenlang voorzitter van de Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten. Coesèl maakt er al melding van, en het blijkt uit de brieven: Thijsse weet de juiste toon te treffen in zijn correspondentie door zijn vermogen zich te verplaatsen in de ander.
In een brief aan de jonge natuurliefhebber Peter de Jong uit de Bommelerwaard, schrijft Thijsse: “Beste Peter. Zestig jaar geleden was ik net zoo’n eenzame ziel als jij, en dat nog al in Amsterdam. Mijn medescholieren staken een beetje den draak met mij. Later is dat wel veranderd. Dus geduld maar en blijf volhouden. Je woont in een prachtige en belangwekkende streek. De groote rivieren, de dijken, de uiterwaarden, de Kribben, de walen het is allemaal van belang. Vogels is best, maar je moet je vooral ook toeleggen op planten, liefst ook een herbarium aanleggen van de streek. Insecten mag je ook niet vergeten.” Hij sluit de brief als volgt af: “Nog iets. Laat de liefde voor de natuur geen belemmering zijn voor je andere schoolwerk, anders krijgen we ruzie. Veel hartelijke groeten”.
In juni 1940 schrijft Thijsse: “Ik heb veel goede Joodsche vrienden en een afkeer van geweld en dwingelandij. Er is dus ook over mijn leven een zware schaduw.” Gedurende de oorlog heeft hij verder niet principieel stelling genomen tegen de bezetters, had hij dat wél gedaan dan hadden we deze grote Nederlander zowat heilig kunnen verklaren.
Dick Huitema.