Tragikomische verhalen van een kamerbewoner
De laatste kamer – Frans Pointl – Nijgh &Van Ditmar – 173 blz.
De oudere lezers onder ons zullen zich de kennismaking met Frans Pointl nog wel herinneren. Heel bekend(en veel herhaald) is het fragment waarin hij voor het eerst op de televisie komt bij Adriaan van Dis in zijn begrafenispak. Het enige nette pak dat hij op dat moment bezat.
Maar er is vast een jonge generatie die ook wil kennismaken met de verhalen van Pointl. Hij schreef een heel overzichtelijk oeuvre en als je zijn verhalen leert waarderen kun je zijn hele werk lezen. Hij vertelt over een wereld die (bijna) verdwenen is. De wereld van pensions en van kostgangers die kamers huren bij een hospita. Studenten komen nog wel eens in zo’n situatie terecht, maar meestal voor kortere tijd. Pointl bracht een groot deel van zijn leven door in (te kleine) kamers met geluidsoverlast, primitieve kookgelegenheden, krakkemikkige badkamers en zeurende hospita’s.
Voor hij in die situatie belandde leefde hij vele jaren in tamelijk armoedige omstandigheden samen met zijn door de oorlog zwaar getraumatiseerde joodse moeder. Door de droge manier van vertellen kun je vaak lachen om de soms trieste verhalen.
Zoals het relatief lange verhaal over zijn verblijf bij de familie Felstra. Met de dominante vader Sjoerd, de domme vrouw Dien en hun zoon Fred zit hij dagelijks aan tafel. Sjoerd houdt ellenlange oraties over de politiek. Fred is waarschijnlijk homo, hoewel Pointl dat woord nergens gebruikt, kun je het tussen de regels door lezen.
‘Heb je weleens met een meid gevoosd?’ Ik zei het opzettelijk grof. Hij leek overrompeld en kleurde. ‘Ik geloof dat ik niet van het lichamelijke houd,’ antwoordde hij bijna stotterend.
Sjoerd aan wiens geleuter ze alle drie een hekel hebben, krijgt uiteindelijk keelkanker en kan tenslotte amper meer praten.
In De laatste kamer, dat nieuwe en oude verhalen bevat, komen we dus Pointls favoriete thema’s weer tegen, hospita’s, zijn moeder, haar familie en kennissen en de vele katten die hij tijdens zijn leven heeft verzorgd en natuurlijk zijn fantasieën over meisjes en vrouwen.
Pointl heeft wel eens verteld dat hij heel lang schaaft aan zijn verhalen. De taal die in zijn verhalen overblijft is kaal en laat veel ruimte voor fantasie, hoewel hij wel altijd uitgebreid beschrijft hoe zijn personages eruit zien.
Dit boek is uitgebracht ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag. Pointl is ziek en hulpbehoevend en slijt zijn laatste jaren in het Sarphatihuis in Amsterdam. Daar bewoont hij zijn laatste kamer.
Met A.L. Snijders en Sanneke van Hassel behoort Frans Pointl tot de top van Nederlandse korte verhalenschrijvers. In een interview in de NRC van 3 augustus vertelde hij dat hij nog steeds schrijft. Hij heeft er de kracht niet meer voor om zijn verhalen te herschrijven, zoals hij ook uitlegt in het titelverhaal van deze bundel. Geeft niets, ook al is de stijl wat minder gepolijst, door zijn scherpe observaties zijn ze toch fijn om te lezen. Hopelijk maakt hij er nog vele.