Terug naar Bandoeng
Bandoeng – Bandung – F. Springer – Luisterboek, voorgelezen door Eric Schneider – Rubinstein – 4 CD’s
Het literaire oeuvre van de in 2011 overleden F. Springer is nauw verbonden met zijn werkzame leven als diplomaat in Nederlandse ambassades over de hele wereld. Maar ook zijn jeugd in Nederlands-Indië en de jaren die hij omstreeks 1960 als bestuursambtenaar doorbracht in Nederlands Nieuw Guinea, het huidige Papoea Nieuw Guinea, lieten sporen na in zijn verhalen en boeken. De novelle Bandoeng-Bandung uit 1993 is daar een prachtig voorbeeld van. Die is onlangs verschenen als luisterboek, voorgelezen door de bekende acteur Eric Schneider. Die daarmee ook een heel bijzondere hommage brengt aan de auteur, want hij is een jongere broer van F. Springer, wiens echte naam Carel Johannes Schneider was.
De hoofdpersoon in Bandoeng-Bandung is Chris Regensberg, een al wat oudere politicus en lid van de Tweede Kamer die door zijn partij aan de kant wordt gezet. Op een nette manier, dat wel, met een mooi afscheid en een decoratie. Bovendien wordt hem door de premier, een partijgenoot, ingefluisterd dat er mogelijk een mooie burgemeesterspost voor hem beschikbaar komt. Maar Regensberg ervaart het toch als een vrij smadelijke afgang en is er zuur onder. Zijn echtgenote Vera ziet wel iets in de rol van burgemeestersvrouw, maar Regensberg houdt dit voorlopig af en neemt zich voor om in alle rust aan zijn memoires te gaan schrijven. Wanneer hij echter kort daarna een uitnodiging krijgt om als ‘elder statesman’ mee te reizen met een economische handelsmissie naar Indonesië, met medeneming van Vera, neemt hij die aan.
Het is een bont gezelschap dat op Schiphol in het vliegtuig stapt: veel ondernemers, bestuurders, een enkele politicus en de staatssecretaris van handel. Velen met hun echtgenotes. De rol van Regensberg is beperkt tot ‘enig cachet verlenen’ aan de groep en het af en toe houden van een causerie tijdens officiële diners. In die tafelredes maakt hij handig gebruik van zijn Indische verleden – hij is er geboren en heeft er een deel van zijn jeugd doorgebracht – zodat zijn eerste praatje door die authenticiteit, zijn band met het land, indruk maakt. Zelf is hij intussen door de voorbereiding van die praatjes steeds meer gaan terugdenken aan zijn jeugd in Nederlands-Indië. Thuis heeft hij bij het pakken van de koffers ook een doos met brieven die zijn ouders vanuit Nederlands-Indië naar familie in Holland schreven meegenomen. Tijdens de siësta leest hij af en toe wat van die brieven. Maar het is vooral door een interview dat hij geeft aan een Indonesische journalist, die hem ook vraagt naar zijn verleden in het Jappenkamp, dat de reis gaandeweg een tocht wordt naar een plek van herinnering. En dat is Bandung, de stad in West-Java waar hij met zijn familie woonde. De stad waarvan de naam toen nog werd geschreven als Bandoeng.
Wat ik altijd prettig vindt aan de romans en verhalen van Springer is dat ze zo toegankelijk zijn, soms zelfs lichtvoetig en daardoor heel leesbaar. En tegelijk gáát het ergens over, er is een onderwerp, een thema dat serieus benaderd wordt en van meerdere kanten wordt belicht. Hier zijn dat in de eerste plaats het terugkijken in je eigen verleden, de betrouwbaarheid van je geheugen en de mate waarin tijd je herinneringen kleurt. Maar ook de verhouding tussen de oosterse en de westerse wereld, belichaamd door de vriendschap tussen een westers jongetje en zijn Indische vriendje.
Ik heb dit boek lang geleden al eens gelezen, maar heb nu tijdens het beluisteren ervan genoten. Eric Schneider trekt alle registers van zijn stemtechniek open om het verhaal tot leven te brengen. De berusting en later de verwondering van Regensberg, het enthousiasme van zijn vrouw, de licht spottende en soms hautaine toon van politici, het Nederlands-Indische accent: je ziet de gebeurtenissen voor je. Ook valt door het voorlezen op hoe raak en soms scherp de taal van Springer is. Zo zet hij in een paar passages de samenstelling van de handelsmissie neer, met de nodige ironie.
Springer gaf het boek als motto een tekst van de Britse dichter W.H. Auden mee: ‘Time will say nothing but I told you so, / Time only knows the price we have to pay; / If I could tell you I would let you know.’ Is dit een subtiele hint dat het boek in zekere zin autobiografisch is?