Boekenweek 2014 – Toen Nederland nog veel groter was
Lopen met Van Lennep. De zomer van 1823 – Bezorgd door Geert Mak en Marita Mathijsen – Waanders Uitgevers – 286 blz.
In 1823 was Nederland nog groot. De Zuidelijke Nederlanden hoorden nog bij het koninkrijk en het reizen ging heel veel langzamer dan nu, de afstanden leken oneindig veel groter. Je zou kunnen zeggen dat een reiziger zich toen ook binnen Nederland ‘op reis’ voelde, iets dat wij ons nu maar moeilijk kunnen voorstellen. Een mooi voorbeeld van dat langzame reizen is de voettocht die twee jonge mannen in de zomer van 1823 maakten. De een, 25 jaar oud, was Dirk van Hogendorp, zoon van de Gijsbert Karel van Hogendorp van het ‘Driemanschap’ dat tien jaar eerder de weg effende voor koning Willem I. De ander, pas 21 jaar, was Jacob van Lennep, de latere schrijver. Het dagboek van deze laatste vormt de basis voor het boek Lopen met Van Lennep, dat in 2000 werd gepubliceerd door Geert Mak en Marita Mathijsen. Voor mij is dit een van de aardigste reisboeken over Nederland die ooit zijn verschenen.
De voettocht van de heren duurt ruim drie maanden. Zij vertrekken uit Amsterdam en maken een grote cirkel, met de klok mee: Noord-Holland, per boot over de Zuiderzee naar Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Zeeland en Zuid-Holland. Ze leggen het hele traject lopend af, kleine tas aan de schouder, de bagage vooruit sturend naar de volgende herberg. De paden zijn vaak stoffig of juist modderig, in het binnenland zijn de logementen soms heel vies. Van Lenneps humeur lijdt daar niet onder. Hij geniet iedere dag van wat hij ziet. Hij houdt van historische gebouwen en monumenten, die toen in Nederland nog volop aanwezig waren. Vaker dan nu waren dat ruïnes, maar dat deert hem niet. Hoe ruïneuzer, hoe mooier lijkt het wel. Dirk van Hogendorp heeft een minder uitbundig karakter. De twee vrienden vormen eigenlijk niet een voor de hand liggende combinatie.
Omdat ze van goede komaf zijn en waarschijnlijk introducties bij zich hadden voor burgemeesters, predikanten, plaatselijke adel en andere notabelen maken ze niet echt kennis met alle lagen van de bevolking. Maar ze bezoeken soms wel een armenhuis en zijn daar, als we afgaan op het dagboek van Van Lennep, onder de indruk van wat ze zien aan sociale onrechtvaardigheid. In 1823 is het nieuwe Nederland pas tien jaar oud. Onder het bewind van koning Willem I wordt hard gewerkt aan de opbouw van een industrie en aan de aanleg van wegen en kanalen. Van Lennep heeft het daar wel over, maar lang niet zo uitvoerig en hartstochtelijk als over oude kastelen, eeuwenoude eiken en sfeervolle landschappen. Het is het tijdperk van de Romantiek, een stroming waarin Van Lennep zich helemaal thuis voelt.
Voor de beide vrienden is het stevig doorwerken. De etappes zijn soms lang en vermoeiend. Als hedendaagse lezer gaf het lezen van het boek mij juist een gevoel van onthaasting. Dat is een gevoel dat wij tegenwoordig in ons dagelijks bijna niet meer kennen, een gevoel dat wij soms bewust zoeken door het maken van lange afstandswandelingen zoals het Pieterpad of de pelgrimstocht naar Santiago de Compostella.
Voor deze uitgave maakte Marita Mathijsen een hertaling van het dagboek van Van Lennep, Geert Mak schreef een inleiding. Ook deed hij in de zomer van 2000 de wandeling over, een project dat werd vastgelegd in de televisieserie De zomer van 1823. Ik herinner me dat ik daar met veel plezier naar heb gekeken. Terugbladerend in mijn leesschrift zie ik dat ik voor die tijd geen reisverslagen las, na die tijd juist heel vaak. Zou televisie dan soms tóch wel eens een positieve invloed hebben op het lezen van boeken?