Colette: Een zelfportret in teksten
De eerste keer dat ik mijn hoed verloor. Zelfportret in verhalen – Colette – Vertaald en bezorgd door Kiki Coumans – De Arbeiderspers – 360 blz.
Voor iemand als ik, die graag egodocumenten leest, bestaat er geen mooiere reeks dan privé-domein. Het eerste deel verscheen in 1966, vorig jaar dus een halve eeuw geleden. De illustere Martin Ros was een van de initiatiefnemers. Hij had de reeks daarna jarenlang onder zijn hoede. Het concept is helder: je vindt er dagboeken, brieven en andere autobiografische teksten. Van bekende buitenlandse auteurs als Thomas Mann, Stefan Zweig en Virginia Woolf. Maar ook van Nederlandse schrijvers als Lodewijk van Deyssel, Jeroen Brouwers, Maarten ’t Hart en Arnon Grunberg. In mijn bibliotheek kom ik op zo’n honderd delen. Dat betekent dat ik in de loop der jaren een derde van de uitgebrachte titels kocht. Want onlangs verscheen nr. 291, een prachtig ‘zelfportret’ van de Franse schrijfster Colette.
Sidonie-Gabrielle Colette (1873-1954) is afkomstig uit een klein dorp in de Bourgogne. Op twintigjarige leeftijd trouwt ze met een oudere man en verhuist ze naar Parijs. Haar echtgenoot is literair criticus en schrijft romans, wat Colette – ze zal zich altijd bij haar achternaam noemen – een ingang biedt in het literaire circuit. Kort na 1900 schrijft ze een aantal romans waarin haar jeugd centraal staat. Nadat ze zich van haar man heeft laten scheiden volgt een periode die haar om andere redenen bekendheid zal opleveren: ze gaat het toneel op, blijkt een begaafd pantomime-artieste, kust in 1907 tijdens een voorstelling in de Moulin Rouge op het toneel een vrouw en gaat vervolgens ook met een vrouw samenwonen, Mathilde de Morny, de dochter van de hertog De Morny en een Russische prinses. Ze heeft lak aan de conventie, volgt haar eigen weg, haar hart.
Omstreeks 1910 komt haar leven in rustiger vaarwater en gaat ze schrijven voor kranten en tijdschriften, waaronder La Vie Parisienne en Le Matin. Met de hoofdredacteur van dit laatste blad, Henry de Jouvenel, krijgt ze een relatie én een kind, een dochtertje. Met haar journalistieke werk, waarin ze over uiteenlopende onderwerpen schrijft, bereikt ze een groot publiek dat is gecharmeerd van de oprechte toon en de prachtige stijl.
Vertaalster Kiki Coumans heeft voor deze bundel vooral uit het journalistieke werk geput. Ze heeft dat chronologisch en thematisch geordend. De kinderjaren van Colette in het dorpje in de Bourgogne vormen de aftrap, waarna de eerste jaren in Parijs en het moederschap volgen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog reist Colette naar het slagveld van Verdun. Een gevaarlijke reis, die een beklemmende reportage oplevert. Later, in de jaren dertig, maakt ze de maiden voyage van de Normandie mee, een van de grootste passagiersschepen van dat moment. De bestemming is New York, een stad waar de verstokte Parisiènne wel heel persoonlijk op reageert. De laatste vijftien jaar van haar leven bewoont Colette een appartement in het Palais Royale, in hartje Parijs. Ze is dan minder mobiel, haar wereld krimpt. Maar haar observaties blijven scherp.
In ‘De eerste keer dat ik mijn hoed verloor. Zelfportret in verhalen’ zijn bijna vijftig teksten bijeengebracht, geschreven tussen 1905 en 1951. Ze tonen de reikwijdte van Colette’s interesses, maar vormen ook een staalkaart van haar stilistische kunnen. Mijn favorieten zijn de stukken die gaan over de natuur en de seizoenen. Bijvoorbeeld ‘La Treille Muscate’, dat gaat over het kleine buiten met dezelfde naam aan de Franse zuidkust dat Colette en haar toenmalige echtgenoot omstreeks 1925 kochten. Het huis is niet bijzonder, maar de twee hectare grond zijn dat wel. Het ligt direct aan de zee en omvat een kleine wijngaard. Ze mijmert vijf bladzijden lang over de wijze waarop ze het haar eigen tuin wil maken. Een citaat voldoet, ter afsluiting: ‘Er zijn grote gele vederdossen die langs de azuurblauwe lucht strijken, er is mimosa waar heerlijk geurend stuifmeel uit regent; waar we van af moeten blijven, die we hoogstens beheerst mogen plunderen. De bougainvilles staan al op hun traditionele plaats, tegen de warme voorgevel. [ …] Wijnranken, jullie verdienen bogen van dun ijzer, voor jullie mag ik best hier en daar een paar fantasierijke steunpunten neerzetten, stutten om je aan vast te grijpen, zonneschermen om je op te ontvouwen en vervolgens op neer te vallen. Jullie zullen naar de hemel groeien, wijnranken, jullie zullen de bries inademen die de aarde soms niet eens beroert, de ruwe onderkant van jullie blaadjes zal de hete wasem proeven die de zomer uit de humus heeft opgezogen, en van jullie houtige scheuten maak ik bomen!’ Een tuin in Frankrijk, hoe verleidelijk is dat?