De eerste winnaar van de J.M.A. Biesheuvelprijs
Hier wonen ook mensen – Rob van Essen – Atlas Contact – 224 blz.
Op 14 februari van dit jaar werd voor het eerst de J.M.A. Biesheuvelprijs uitgereikt, de prijs voor de beste bundel korte verhalen. De prijs is een initiatief van een groepje van zes mensen die werkzaam zijn in het boekenvak en de literaire wereld. Het bedrag dat de winnaar ontvangt zal jaarlijks verschillen, want het prijzengeld wordt via crowdfunding bijeengebracht. Rob van Essen had de eer de eerste winnaar te zijn, met zijn in 2014 verschenen bundel Hier wonen ook mensen. De jury prees hem voor ‘zijn rijke register aan personages en vertellingen: van realistisch tot absurd, van hilarisch tot diep ontroerend en zo nu en dan dit alles tegelijkertijd’. Dit etiket past precies op de verhalen in deze bundel, maar is opvallend genoeg ook een rake omschrijving van het oeuvre van Maarten Biesheuvel.
Hier wonen ook mensen bevat vijftien verhalen, in lengte variërend van ruim drie tot veertig bladzijden. Mijn favoriet is het titelverhaal, tevens het langste verhaal. Dat begint als volgt: ‘Een terugkerend droombeeld, dat mij steeds weer meeneemt naar die vakantie in Portugal met oom Evert en mijn vader’. Het is het relaas van een twaalfjarige ik, een jongen, die in het begin van het jaar zijn moeder heeft verloren. Zijn oom Evert, een broer van zijn moeder, stelt in mei aan de vader van de jongen voor om met zijn drieën op vakantie naar Portugal te gaan. Om het verlies te verwerken, om er even uit te zijn. Tijdens de lange rit naar Portugal observeert de jongen vanaf de achterbank van de auto zijn vader en oom: ‘Daar zitten ze, twee mannen die aardig voor elkaar proberen te zijn terwijl ze eigenlijk niet goed weten wat ze met elkaar aan moeten (ze hebben nog nooit zoveel tijd met elkaar doorgebracht), en in hun aan de horizon vastgehechte blik lees ik hun twijfel aan de hele onderneming’. In Portugal neemt de tot dan toe misschien wat ongemakkelijke maar verder toch vrij normale trip een bizarre wending. De vader wordt door veel Portugezen herkend en uiterst vijandig bejegend, terwijl hij toch een wildvreemde voor ze is. In hotels en restaurants, maar ook op straat voelen de jongen, vader en oom zich al snel niet meer veilig. De climax is verrassend, evenals het naspel dat veertig jaar later plaatsvindt.
In het verhaal Dit is wat ik je beloof is de ik-figuur een student in Amsterdam. Tijdens een fietstocht langs de Amstel komt zijn voorwiel in een scheur in het wegdek terecht en gaat hij over de kop. Wanneer hij weer bijkomt denkt hij te dromen. Boven hem zweven de gezichten van vier jonge vrouwen, die zich bezorgd over hem heen buigen: ‘En daarna hun gezichten, boven me, alsof er één gezicht was dat voortdurend van vorm veranderde, en van haarkleur, van oogkleur, van stem, van positie. Wimpers, sproeten, vochtige lippen, witte tanden, donkere neusgaten, stevige blote armen, vingers op mijn huid. En daar overheen, nog sterker, de geuren: zweet en opwinding, warm en fris tegelijk, als zeewater waar de zon op heeft geschenen, als lichamen die hebben gewerkt: meisjes die hebben geroeid’. De dames hebben het ongeluk zien gebeuren en zoeken hem ’s avonds in het ziekenhuis op. Maar niet alleen dat. Een week later komt een van de vrouwen hem opzoeken in de bar waar hij als bijbaan barkeeper is. Ze verleidt hem. Kort daarna volgt de tweede. En zo door. De ik-figuur gaat in op hun avances, eerst schuchter, later gretig. Maar wat betekent dit? Hebben de dames iets afgesproken? De ik-figuur weet het niet, jij als lezer evenmin. En weer is de ontknoping verrassend.
Ik lees eigenlijk niet graag korte verhalen. De lange baan van de roman of de biografie ligt me meer. Dat zal wellicht voor meer lezers het geval zijn, een van de redenen waarom de instelling van de J.M.A. Biesheuvelprijs samenvalt met een vrij nieuw fenomeen, de Week van het Korte Verhaal. Het genre gaat zichzelf beter in de markt zetten.
Deze bundel heb ik echter verslonden. De thematiek van de verhalen is heel divers. En steeds is er die verrassing, het onverwachte. Vrijwel alle verhalen worden verteld door een ik-figuur. Sommige verhalen krijgen daardoor iets van een vertrouwelijke gedane bekentenis: de verteller is zich ervan bewust dat het gebeurde een beetje absurd kan zijn, maar daarom vertelt hij het je ook één op één. Ik heb hierboven alleen mijn twee favoriete verhalen belicht, maar er is veel meer moois te lezen. Het verhaal bijvoorbeeld over de jongen die gefascineerd is door spinnenwebben, en dan vooral die welke zijn gesponnen tussen twee geparkeerde fietsen. En dan te fietsen, en ervoor te zorgen dat het web intact blijft. Een sprookje.
De bundel opent met een verhaal – het kortste – waarin de schrijver Richard Dawkins een ontmoeting heeft met God en met hem van identiteit ruilt. Een schrijver die God wordt, waar zagen we dat eerder? Ja hoor, bij Maarten Biesheuvel. In het eerste verhaal in diens debuut uit 1972, In de bovenkooi, is de schrijver getransformeerd in God en derhalve opgenomen in een inrichting. Daarmee wil ik zeker niet zeggen dat Rob van Essen een navolger is van Maarten Biesheuvel, maar het lijkt er wel op dat beide auteurs zich bij het schrijven soms dezelfde creatieve vrijheden veroorloven. Met heel bijzondere verhalen als resultaat.