De vogelvrouw
Het vogelhuis – Eva Meijer – Cossee – 286 blz.
Je moet maar durven om halverwege je leven alles achter je te laten en opnieuw te beginnen. Gwendolen (Len) Howard (1894-1973) deed dat, met volle overtuiging. In 1937 zette zij abrupt een streep onder haar loopbaan als violiste bij een symfonieorkest in Londen, kocht van de erfenis van haar vader een huis op het Engelse platteland, in de buurt van Brighton, en wijdde zich de rest van haar leven aan de vogels rondom haar huis. Daarmee volgde zij haar hart, want al sinds haar jeugd fascineerden vogels haar. Dat begon met het verzorgen van zieke of gewonde vogels en uit het nest gevallen jongen, en eindigde met het urenlang luisteren naar het gezang van vogels en het vastleggen daarvan in notaties. Toen ze eenmaal in haar ‘vogelhuis’ woonde, leidde niets haar meer af van dat willen begrijpen van de taal van de vogels. Er volgden publicaties in tijdschriften, twee goed verkochte boeken en landelijke bekendheid.
Eva Meijer, die zelf ook is geïnteresseerd in dieren en de manier waarop ze communiceren, kwam het verhaal van Len Howard tegen toen zij onderzoek deed voor haar masterscriptie filosofie. Zij las de twee bestsellers van Howard, Birds as Individuals (1952) en Living with Birds (1956), en was verkocht. In Het vogelhuis stelt zij, gebruikmakend van verhalen uit de genoemde boeken, van Howards verspreide artikelen en de bekende feiten uit haar leven, een gefictionaliseerde biografie samen.
Bird Cottage, zoals Howards huis heette, was een waar paradijs voor koolmezen, pimpelmezen, mussen, eksters, lijsters, roodborstjes en andere vogelsoorten. Howard beschermde de vogels in en om haar tuin tegen de gevaarlijke buitenwereld, variërend van de gemeentelijke plantsoenendienst die heggen wilde snoeien in het broedseizoen tot aan de postbode die naar haar gevoel te veel lawaai maakte wanneer hij door de voortuin naar haar deur liep. Ze liet bovenlichtjes continu open staan, zodat vogels in de koude winter in huis konden nestelen. Om haar huisraad te beschermen tegen vogelpoep was een flink deel ervan dan ook afgedekt. Len ging ver in haar liefde voor vogels. Tijdens de oorlog deelde ze zelfs haar voedselrantsoen met haar lievelingen, waarvan ze de meeste namen had gegeven en in haar publicaties beschreef, compleet met hun karaktereigenschappen.
Al haar maatregelen dienden één doel: de vogels een omgeving bieden waarin ze zich veilig voelden, vervolgens hun vertrouwen winnen en dan hun zang in kaart brengen. Ze was er heilig van overtuigd dat onderzoek naar de communicatie tussen vogels uitsluitend in een zo natuurlijk mogelijke omgeving plaats kon vinden. Een gecontroleerde laboratoriumsituatie verafschuwde ze omdat de vogels zich in zo’n onnatuurlijke situatie angstig zouden voelen en het onderzoek onbetrouwbaar werd. Het spreekt vanzelf dat veel ‘echte’ wetenschappers juist haar methode afwezen, ofschoon ze soms moesten toegeven dat Len met haar ontwikkelde muzikale gehoor verrassende resultaten boekte.
Fascinerend is de manier waarop ze erin slaagt op een basaal niveau te communiceren met haar favoriete koolmees, Ster. In zestien korte intermezzo’s beschrijft Len de relatie tussen zichzelf en die vogel. Met haar methode lijkt ze veel te bereiken, vooral bij koolmezen: ‘Vogels communiceren net als wij op talloze manieren met elkaar – door middel van roepen en zang, hun houding, het geluid dat hun vleugels maken, oogcontact, aanrakingen, bewegingen, dansjes. De interactie tussen mij en de koolmezen werd al snel net zo rijk en divers. Ik sprak regelmatig tegen ze. Ze wisten door de toon van mijn stem vaak intuïtief al wat de bedoeling was, en leerden na verloop van tijd de betekenis kennen van de woorden die ik gebruikte. Ze begrepen de gebaren die ik maakte en we maakten oogcontact.’
Eva Meijer overtuigt in de manier waarop ze Howard neerzet als een vrouw die met hartstocht en heel integer de missie uitvoert die ze zichzelf heeft opgelegd. Ook wist ze mij als lezer te ontroeren met haar beschrijving van Howard’s geestelijke ontwikkeling. Langzaam maar zeker verlaat die deze wereld, trekt ze als het ware in bij haar vogels om daarna langzaam met ze te vergroeien. Dat is niet omdat ze een ‘gek vogelvrouwtje’ is, zoals weleens werd gesuggereerd, maar is het logische gevolg van de compromisloze houding die haar tweede natuur werd nadat ze haar leven opnieuw was begonnen.