Een knetterend boek

Onweer – Jan Wim Buisman – Uitgeverij Vantilt – 335 blz.

Onweer heeft de mens eeuwenlang angst ingeboezemd. Vrijwel alle culturele tradities beschouwen donder en bliksem niet als louter natuurverschijnselen, maar als rechtstreekse tekenen van hogere machten. Onweer was een directe expressie van God. De bliksemafleider, een schijnbaar eenvoudige uitvinding bracht dit ganse wereldbeeld plots aan het wankelen. Dit instrument is een prachtig voorbeeld van hoe de vordering van de wetenschap in de tweede helft van de achttiende eeuw verwarring, angst en verdeeldheid zaaide in de westerse wereld. De beschrijving van deze ontwikkelingen gekoppeld aan de omgang van onweer in de cultuur tussen ruwweg 1752 – 1830 vormt het onderwerp van dit originele boek van Jan Wim Buisman, universitair docent aan het Centrum voor Religiewetenschap in Leiden.

Het jaar 1752 is niet toevallig gekozen door de auteur. In september van dat jaar installeerde Franklin op de schoorsteen van zijn eigen huis in Philadelphia de eerste niet-experimentele bliksemafleider. Opvallend is dat de vinding slechts zeer geleidelijk verbreiding kende. In 1766 kreeg de San Marco in Venetië een afleider nadat het gebouw de jaren voordien een paar keer was getroffen door de bliksem. Het was pas na de ontploffing van het kruitmagazijn in Brescia in augustus 1769 waarbij drieduizend mensen omkwamen dat Europa voor de bijl ging. Ofschoon heel wat gelovigen de nieuwe uitvinding omarmden, bleven toch een aantal extreme visies hardnekkig bestaan. De meest traditionele aanhangers van een straffende God uitten fatalistische consequenties. Hoe aanmatigend was het niet te denken aan Gods toorn te ontkomen door elektriciteit af te voeren naar de aarde? Zouden er geen aardbevingen voor in de plaats komen? Tegenover dit regelrechte fatalisme stond de soms al even ongenuanceerde proclamatie van de menselijke autonomie. De mens was in een kampvechter veranderd die de goden uitdaagde of zelfs onttroonde. De bliksem was inmiddels tot ’s mensen slaaf geworden, concludeerde de romantische dichter Percy Shelley. En dan had je nog de fysicotheologen die een derde weg volgden door niet te spotten maar ook niet te beven voor het onweer. Ze bewierookten de nuttige werking van het natuurverschijnsel.

Onweer verfriste en ontsmette de atmosfeer waardoor ziektekiemen werden gedood en de menselijke bloedsomloop gezuiverd. Onweer maakte de bodem vruchtbaar en doodde allerlei schadelijke insecten. Het gebruik van de afleider deed geen afbreuk aan de heilzame werkingen van de bliksem. God, mens en natuur werkten hier eendrachtig samen.

Het zou echter nog tot ver in de twintigste eeuw duren eer de onweerangst zou afnemen. Als bescherming tegen de bliksem had de mensheid zich al vanaf de begintijden van zijn creatiefste kant laten zien. De katholieke landen bijvoorbeeld namen onder de vorm van het luiden van kerkklokken bij onweer de eeuwenoude heidense gedachte over dat de kracht van hard geluid geestenwerend en geestenbannend werkte. De klokken moesten wel worden gewijd en gezalfd. Inscripties konden de werking versterken.

Maar de mens temde de bliksem en gebruikte het fenomeen als metafoor in de dicht-, toon- en schilderkunst. (Atmosferische) elektriciteit ontwikkelde zich tot een aanduiding van de drijvende kracht achter seksualiteit. Bij markies De Sade werd bliksem zelfs een fallisch substituut. Op politiek vlak stond atmosferische elektriciteit in het algemeen en de bliksem in het bijzonder vaak symbool voor macht, van God, van tirannen of van het volk. Hierbij aansluitend koppelden dichter en schrijvers onweer en bliksem vaak aan allerlei vormen van oorlog, geweld en twist. Zo wendt de Duitse literator Heinrich von Kleist in zijn treurspel Penthesilea onweer aan als symbool voor het donderend geraas van de strijd zelf. In haar onberekenbaarheid en spontaneïteit werd elektriciteit beeld voor artistieke inspiratie zoals bij de Duitse dichter Novalis.

Onweer werd in de kunst ook esthetisch gerepresenteerd. Zo droeg de Duitse orgelvirtuoos Georg Joseph Vogler sterk bij in het gebruik om het onweer na te bootsen op het orgel. Maar ook met andere instrumenten en zelfs met de menselijke stem werd onweer muzikaal weergegeven. In Beethovens Pastorale eindigt een idyllisch samenzijn van plattelanders op een mooie zomerdag abrupt met een onweer. In de schilderkunst zal onweer met zijn simultane werking van huivering en fascinatie eveneens als onderwerp opduiken en zeker in de romantische periode populair worden.

Onweer is een goed onderbouwd en erudiet boek over de kanteling van de visie op dit natuurverschijnsel tijdens de Verlichting in West-Europa en de uiteindelijke omarming wat zich vooral uitte in de kunst. Telkens legt de auteur sterke nadruk op de Nederlandse situatie. Inhoudelijk is dit boek een voltreffer en door zijn vele zwart-wit- en kleurenafbeeldingen een lust voor het oog.

Kris Muylle

Boek bestellen!

Andere recensies

Het dagboek van de grote boze wolf – Ben Miller – Vertaling: Tosca Menten – Van Holkema & Warendorf – 240 blz. Wat een hilarisch verhaal, dit dagboek van de grote boze wolf. Aan het begin van het verhaal is de winter net afgelopen...
Lees verder Categorie: Humor, Kinderboeken
| Reageer!
Wij van de Ripetta – Tomas Lieske – Querido – 231 blz. In deze roman laat Lieske de Engelse schrijver en toneelspeler William Shakespeare naar Rome reizen. In werkelijkheid is hij daar nooit geweest, maar het levert een verrassend boek op als Shakespeare daar...
Lees verder Categorie: Literatuur, Roman
| Reageer!
Het jaar van Bonk – Tiny Fisscher – Illustraties: Sophie Pluim – Volt – 314 blz. Wanneer Finn de nieuwe buurt vanuit een kastanjeboom door zijn verrekijker verkent, wordt hij ruw verstoord door Zwaan die het niets vindt om bespied te worden door een...
Lees verder Categorie: Boek van de week, Kinderboeken
| Reageer!