Geen kind aan je kind
Jagen, verzamelen, opvoeden – Michaeleen Doucleff – Vertaling Elisabeth van Borselen – Lev. – 384 blz.
Tijdens een vakantie zag ik in het afhaalgedeelte van een pizzeria een keer een jongetje enorm zijn best doen om een stapel pizzadozen in elkaar te vouwen. Toen hij zag dat ik hem observeerde, ging hij nog ijveriger aan de slag, en aan zijn hele houding en blik was af te lezen dat hij het maar wat stoer vond om hiermee te mogen helpen. Aan die scène dacht ik terug toen ik Jagen, verzamelen en opvoeden begon te lezen, een opvoedboek waarin de auteur al vrij snel duidelijk maakt dat één aspect het opvoedproces al enorm kan vergemakkelijken, namelijk dat kinderen het van nature enorm fijn vinden om te helpen en samen te werken.
Jagen, verzamelen, opvoeden, is het verslag van de Amerikaanse wetenschapscorrespondente Michaeleen Doucleff, die in een poging om haar eigen frustraties met betrekking tot de opvoeding van haar driejarige dochtertje het hoofd te bieden, bij drie oude culturen te rade gaat: de Maya, de Inuit en de Hadza. Daar komt ze er al snel achter dat de ouders van deze oude culturen niet dezelfde problemen met hun kinderen hebben als ouders in de westerse wereld. Doucleff woont zelf in San Francisco en ze constateert dat de verschillen tussen de Amerikaanse opvoedmethodes en die van deze drie oude culturen bijna niet groter kunnen zijn. Het verschil zit hem met name in het feit dat de opvoeding in die oude culturen veel meer gebaseerd is op samenwerking in plaats van controle, en op vertrouwen in plaats van angst.
Het pleit voor Doucleff dat ze bijzonder openhartig over haar eigen frustraties en missers schrijft, en dat doet ze op een luchtige toon, zonder in geweeklaag te verzanden. Zeer herkenbaar zijn haar vele voorbeelden over waar menig ouder mee worstelt, bijvoorbeeld over hoe we kinderen naar ons kunnen laten luisteren.
Een van de geïnterviewden stelt: ‘Heel vaak zeggen ouders: “Maar hij luistert niet totdat ik mijn stem verhef.” Dan zeg ik: ‘Als je je stem moet verheffen om hem te laten luisteren, dan zul je altijd je stem moeten blijven verheffen.” Doucleff schrijft vervolgens uitvoerig over hoe de Inuit een en ander aanpakken en hoe je de patronen waar wij als westerse ouders vaak in verzeild raken, kunnen doorbreken.
Het boek biedt een schat aan zeer nuttige en houtsnijdende adviezen, hoewel ik sommige wel wat aan de rigide kant vind. Zo pleit Doucleff voor het rigoureus afschaffen van alle kindgerichte activiteiten, en je daarvoor in de plaats voornamelijk te richten op het ondernemen van activiteiten in en rond het huis, met veel aandacht voor het huishouden en het dagelijkse reilen en zeilen. Ze legt goed uit waarom dat te verkiezen is boven de (op den duur) uitputtende uitstapjes naar weer een verjaarspartijtje en het volgende pretpark of kinderspeelparadijs. Ik geloof zelf meer in het vinden van een juiste balans, maar toch is het goed dat ze dit aspect benoemt, vooral om onze ogen te openen voor alle onzin die we zijn gaan geloven over wat nu eenmaal ‘leuk’ zou zijn voor kinderen. Kinderen hebben vaak aan veel minder genoeg dan we als volwassenen denken, en de huidige maatschappij zit zo bomvol prikkels dat kinderen daar niet per se gelukkiger of leuker van worden. Integendeel, zelfs.
Mij begon het op een gegeven moment wel wat te irriteren dat Doucleff, ondanks alle vooruitgang die haar driejarige dochtertje Rosy maakte, maar blééf terugkomen op de moeilijkheden die Doucleff tussentijds met haar ondervond. Daardoor vroeg ik mij af Doucleff die reizen allemaal in één jaar had gemaakt: doorheen het boek blijft Rosy namelijk drie jaar, en ik kan me best voorstellen dat je als driejarige niet leuker of makkelijker wordt van al dat gereis. Van mij had het boek ook wel wat compacter gemogen – er staat wel érg veel achtergrondinformatie in over de diverse culturen die Doucleff bezoekt. Tegelijkertijd geeft ze de lezer zo veel waardevolle tips, dat ik dit boek elke ouder en ieder ander die met kinderen werkt van harte kan aanbevelen. Inclusief uitroepteken.
Boek bestellen!