Het is een wonder dat er drie boeken zijn

Arienne Bolt werd in 1977 geboren in IJmuiden. Ze woonde met haar vader en moeder op een bovenwoning, maar dat weerhield haar er niet van om dieren te verzamelen, zoals muizen, cavia’s, uit het nest gevallen vogeltjes, gewonde hagedissen en katten. Toen haar moeder na de scheiding verhuisde naar een benedenwoning hadden ze ook een tuin en kwamen er konijnen bij. In haar slaapkamer had haar vader een hoogslaper getimmerd, met een bureau eronder. Daar zat ze vaak te schrijven en te tekenen. Ze begon steeds aan een nieuw verhaal, maar maakte er nooit een af. Maar samen met lezen en buiten spelen was dat wat ze het liefste deed. Na de middelbare school ging ze aardrijkskunde studeren op het HBO. Toen ze afstudeerde moest ze een scriptie schrijven. Dat vond ze heel leuk om te doen, en opeens herinnerde ze zich dat ze vroeger van schrijven had gehouden. En zo begon ze weer verhalen te schrijven.

Als kind schreef je verhaaltjes, die je nooit afmaakte. Heb je ze bewaard of weet je nog waar ze over gingen?

Ergens moet ik de schriftjes nog hebben. Maar waar
 De verhaaltjes gingen over alleen thuiszijn, of over avonturen die ik in mijn eentje beleefde. Met dieren erin natuurlijk. Het belangrijkste element was altijd de afwezigheid van ouders haha.

Behalve buitenspelen en voor dieren zorgen, had je ook nog tijd om te lezen. Welke boeken waren destijds favoriet?

Mijn moeder was leerkracht en kocht veel boeken van de grote uitgeverijen. De klassieken van mijn generatie zijn denk ik Astrid Lindgren, Guus Kuijer, Annie M.G. Schmidt, Thea Beckman, Jan Terlouw
 Mijn moeder bewaarde ergens een doos met een voorraad boeken waaruit ik er regelmatig een kreeg. Daarnaast plunderde ik wekelijks de bibliotheek. Favorieten: Pluk van de Petteflet, Karlsson van het dak, Ronja de roversdochter, álles van Roald Dahl, Het malle ding van bobbistiek, Kruistocht in spijkerbroek


Wanneer kwam het in je op om zelf een boek te gaan schrijven? Was er een bepaalde aanleiding?

Verhalen verschijnen in mijn hoofd. Als ideetje, vaak met einde en al. Daarna moet het nog lang uitkristalliseren. Dat ‘verschijnen’ klinkt makkelijk, maar grip krijgen op die vluchtige entiteiten en ze in slechts 26 lettertjes vangen vind ik het allermoeilijkst. Mijn kinderlijke verhaaltjes en puberale gedichten verdwenen uit mijn hoofd toen ik zo jong mogelijk baantjes nam en zo snel mogelijk het huis uit wilde. Pas aan het einde van mijn studie herontdekte ik mijn plezier in schrijven. Mijn scriptiebegeleider zei dat hij nog nooit een student had gehad die schreef zoals ik. En toen verscheen er een verhaal dat De laatste reis van de Ballerinus werd, en ging ik na de lerarenopleiding schrijfcursussen volgen.

Heb je een favoriete schrijfplek? Hoe lang houd je het vol om achter elkaar te schrijven?

Een fijne plek is een tafeltje in de keuken, met uitzicht op de tuin, maar allerlei plekken zijn goed. Aan zee is absoluut favoriet. Ik houd het bijna nooit vol om lang achter elkaar te schrijven. Mijn spieren protesteren al snel van in dezelfde houding op een stoel zitten. Waarschijnlijk stellen ze zich aan, maar hoe dan ook heb ik nog nooit een structuur gevonden die lekker werkt, behalve schrijven in de nacht. Maar dan slaap ik niet. Overdag kan ik me of totaal niet concentreren, of ik beland in een angstaanjagende manische flow waarin ik wekenlang blijf doorschrijven tot ik erbij neerval. Het is eigenlijk een wonder dat er drie boeken zijn.

Je hebt tot nu toe drie boeken uitgebracht, De laatste reis van de Ballerinus (2015), Ivoren maan (2022) en Aelin (2025). Er zit nogal wat tijd tussen de verschillende boeken. Had je geen inspiratie of waren er andere oorzaken?

Aan inspiratie geen gebrek. Wel aan stilzitvermogen. Zie ook het antwoord hierboven, en daarnaast had ik een paar gezondheidsuitdagingen. Daarmee gaat het stukken beter, ik denk dat er daarom wat minder tijd zat tussen de boeken 2 en 3! Ik hoop dat er nog meer komen.

Vragen over het boek Aelin

Aelin is bepaald geen doorsnee kind. Hoe heb jij, als schrijver, haar karakter vastgesteld? Had je een voorbeeld, heb je eerst een karakterschets gemaakt, ben je gewoon maar ergens begonnen, hoe deed je het?

Aelin is niet 1 op 1 mij. Wel hebben we een paar dingen gemeen. Voor dit verhaal (en ook voor de hoofdpersonen in de andere boeken) ben ik teruggegaan naar kanten of eigenschappen van het kind dat ik vroeger was. Net als Aelin zwierf ik graag uren buiten, langs het Noordzeekanaal en in de duinen, met een hond (van de buren). Aelin heeft stormen in haar hoofd, ik radiozenders die allemaal tegelijk aan staan. Ook ’s nachts. Als kind wist ik heel zeker dat ik echt niet bij mijn ouders hoorde. Onmogelijk. Ik ben een elf. Tenslotte heb ik puntoren. Of één puntoor, dat zou ik moeten nakijken in de spiegel. Op school was ik een buitenbeentje. Een school heb ik Aelin maar niet aangedaan. Ondertussen heb ik het gelukkig opgegeven om niet ‘anders’ te willen zijn. En wie weet valt dat anders-zijn wel mee. Is het maar een idee. Een verhaal, dat je jezelf vertelt, als een verklaring voor hoe je je voelt
 Dit inzicht gunde ik Aelin in de loop van het boek, jonger dan realistisch is. Zij maakt gewoon haar eigen verhaal. En op een gegeven moment overweegt ze dat dit verhaal misschien niet helemaal vaststaat. Ik denk trouwens dat zovéél mensen zich ‘anders’ voelen. En los van al het bovenstaande, een doorsnee kind als hoofdpersoon zou maar saai zijn, toch?

De hond Fenra moet echt haar best doen om een weg naar het hart van Aelin te vinden, maar uiteindelijk slaagt ze met vlag en wimpel. Valt hier een les te leren? En heb je zelf iets met honden?

De hond doet niet haar best, ze is gewoon een hond, en net als andere levende wezens is ze liefdevol als je haar goed behandelt en haar zichzelf laat zijn. Ik heb voor een wolfhond gekozen vanwege hun uiterlijk, dat leek me goed passen bij het ruige eiland van Aelin. En vanwege hun goede eigenschappen: zeer intelligent, trouw aan degenen die ze vertrouwen, puur en wild, niet doorgefokt op ‘gewenst’ gedrag. Daarnaast is de wolfhond helemaal geen makkelijk huisdier. Ik zou er niet aan beginnen. Wel houd ik van alle dieren, maar een op zijn ‘baasje’ gerichte hond die slaafs aan mijn voeten ligt is niets voor mij. We moeten lekker allemaal onze eigen gang kunnen gaan. Dat heb ik ook gemeen met Aelin.

Wij hebben wat lievelingswoorden uit het boek genoteerd. Morsenissen, mishoornsymfonie. Je hebt ook een waslijst aan zeewoorden bedacht en opgenomen, waarvoor hulde. Maar wat zijn je eigen lievelingswoorden in dit boek?

Sowieso de naam Aelin. Zeewatersteen; een aquamarijn is een van mijn lievelingsstenen. En Zeewee. Aan heimwee lijd ik nooit, maar aan zeewee


In Aelin beginnen de hoofdstukken steeds met een gedicht of een paar dichtregels. Hoe vind je het om te dichten? Is het je ambitie hier verder in te gaan?

Er zijn geweldige hedendaagse dichters aan wie ik in de verste verte niet kan tippen. ‘Echte’ gedichten kunnen schrijven lijkt me zalig, zoiets als zingen, wat ik ook niet kan. Maar het leek me nodig voor het verhaal, een bepaalde vorm van communicatie. (Als dit onduidelijk is vind je het antwoord in het boek ) Om mezelf in te dekken heb ik Aelin ergens laten zeggen dat deze gedichten niet beter zijn dan de rijmpjes die zij, Lud en Oli voor elkaar schrijven als er iemand jarig is.

Aelin groeit op in een gezin zonder moeder. Is je boek (mede) bedoeld als maatschappelijk statement over diverse gezinnen? 

Oef, breek me de bek niet open over gezinnen, zou ik willen zeggen, maar dat is nu te laat. AELIN is niet bedoeld als statement; een ‘anders’ samengesteld gezin is al zo vaak realiteit dat het wat mij betreft vanzelfsprekend zou mogen zijn. Warmte, veiligheid en stabiliteit vind ik veel belangrijkere voorwaarden voor opgroeien dan een ‘standaard’ gezin met vader, moeder en kinderen. Het idee van het gezin als hoeksteen van de samenleving is hooguit een paar eeuwen oud en heeft naar mijn mening maar kort standgehouden. Ooit leefden we samen in stamverbanden, daarna in nederzettingen tijdens het ontstaan van de landbouw, en nu zijn we zo verstedelijkt dat we in steeds kleinere huishoudens wonen. Misschien zijn we doorgeslagen in individualisme, maar dat is een ander verhaal. Natuurlijk groeien veel kinderen op in een ‘gewoon’ gezin, wat me goed lijkt als dat goed functioneert – en ze zijn er, ontroerend warme families en gezinnen, al zijn ze in de ogen van de pessimist die ik ben eerder uitzondering dan regel. En juist een klein gezin kan zo ongelooflijk schadelijk zijn als het níet goed functioneert. It takes a village to raise a child, schijnt een oud Afrikaans gezegde te zijn. Aelin en mijn eerdere hoofdpersonen ontdekken in ieder geval dat als het je aan familie ontbreekt, je die zelf bij elkaar kunt zoeken of verzinnen


Foto van Arienne is van  © studiohuibvanwersch.com

Vragen: Aby Hartog en Pieter Feller

Meer interviews

Lees verder Categorie: Interview
| Reageer!
Alle interviews