Over leven, diepe dalen en woeste rivieren
Al het moois is niet verloren – Daniëlle Younge Ullman – Vertaling: Fanneke Cnossen – Van Goor – 316 blz.
Ingrid, 17 jaar, wil naar Ayerton, een zeer bijzondere Muziekschool in Londen. Een wens waar haar moeder niet akkoord mee kan gaan. Toen Ingrid klein was, reisde ze met haar moeder langs de wereldsteden want die een beroemde operazangeres was tot haar stem het onverwacht begaf. Daarna wilde haar moeder niets meer met muziek en zingen te maken hebben; in haar huis was muziek verboden. Op het voortgezet onderwijs ontdekt Ingrid dat zij ook kan zingen, ze krijgt de hoofdrol in de schoolmusical al is haar moeder daar op tegen. Maar Ingrid zet door, ze doet zelfs, zonder dat haar moeder het weet, auditie voor Ayerton en wordt als een van de drie Noord-Amerikanen uitgenodigd om naar Londen te komen. Haar moeder verbiedt het, maar ten slotte mag ze gaan van haar moeder, op één voorwaarde: ze moet een tocht door Peak Wilderniss maken, onder begeleiding, van drie weken.
De lezer volgt Ingrid op deze tocht die haar vanaf het eerste moment tegenvalt. Ze moet een zware rugzak met tentstokken en voedsel voor de groep en weinig persoonlijke spullen dragen als ze door de wildernis trekken. Haar moeder heeft haar, al of niet opzettelijk, te weinig en verkeerde informatie gegeven, zodat ze geen idee heeft waar ze aan is begonnen.
Zij en haar groepsgenoten moeten iedere dag kilometers lopen, met de zware rugzak op hun rug. Een van de groep heeft de leiding. Hij of zij loopt voorop en zoekt de cairns, stapeltjes stenen, die aangeven hoe ze moeten lopen. De rij wordt afgesloten door iemand die in de gaten houdt er geen uitvallers zijn. De twee begeleiders geven ’s morgens op een kaart aan tot waar ze moeten lopen, maar meestal verloopt de tocht zo moeizaam dat het al donker wordt als ze bij de eindbestemming aankomen. Dan moeten ze de tent opzetten, eten koken en deelnemen aan een kringgesprek. Omdat het zo uitkomt, deelt Ingrid de tent met twee jongens; de andere meiden krijgen bijna een flauwte bij het idee alleen al. Met Tavik, een jongen die net uit de gevangenis is vrijgelaten, kan ze het goed vinden, maar Peace-Bob, die nogal tevreden is met zichzelf, helemaal niet.
Het verhaal bestaat uit drie vertelperspectieven: het deel over Ingrids jeugd, die nadat haar moeder haar stem kwijt is, verloopt dramatisch. Het wordt beter als haar moeder een nieuwe liefde ontmoet, maar Andreas weet niets van het feit dat Ingrids moeder een gevierde operazangeres was. In het tweede perspectief lezen we de dagboekaantekeningen van Ingrid over de reis, die een enkele keer worden afgewisseld met brieven aan Isaac, die we later in het verhaal over haar jeugd leren kennen. Tot slot de delen over de reis, wat Ingrid meemaakt, wat ze voelt, waar ze tegen aanloopt en wat ze van iedereen vindt. Pas helemaal aan het eind ontdek je waarom de tekst hier en daar vragen oproept. Als je het boek een tweede keer leest, en dat is zeker de moeite waard, vallen alle stukjes op hun plaats.
De stijl van het boek is heftig en prachtig. Je voelt de aanvallen van de muggen, het zweet langs haar rug, haar pijnlijke spieren en je leeft met haar woede mee tegen haar moeder en wie dan ook. Toch zet Ingrid door en ontdekt ze wie ze is en wat ze wil.
‘Ik wil leven. Ik wil zingen, verhalen vertellen en me verbonden voelen met iets dat groter is dan ikzelf. Ik wil alles geven wat ik heb, zelfs als het pijn doet, zelfs als ik verslagen en uitgehold ben. Dat wil ik.’