Prachtig van eenvoud
Naar de overkant – Wouter Klootwijk – Illustraties: Enzo Pérès-Labourdette – Leopold – 68 blz.
Dat goede jeugdliteratuur niet met hoogdravende taal gepaard hoeft te gaan, bewijst Wouter Klootwijk met dit prachtige verhaal, dat schittert van eenvoud. Je hoort het hem bijna zelf voorlezen, op zijn zo herkenbare, nuchtere toon. In dezelfde nuchtere toon waarmee hij diverse televisieprogramma’s maakte, weet hij een verhaal neer te zetten dat bedrieglijk eenvoudig lijkt, maar het niet is. Want hoe toegankelijk de taal in dit boek ook is, Klootwijk weet er wel een sfeer aan te geven die verwondering en ontroering wekt.
Het verhaal gaat over Eefje, die aan de overkant van de rivier, bij een hoogspanningsmast, iemand ziet. Ze roept. Aan de overkant is Steef, die een meisje naar hem hoort roepen. Steef wordt nieuwsgierig naar haar en besluit een vlot te maken om naar de overkant te kunnen.
Het verhaal dat volgt, ontvouwt zich kalm en geleidelijk, maar bleef mij tot het einde boeien. Het is een verhaal over ontmoeten, vriendschap, verschillen overbruggen en moeilijkheden overwinnen, maar zonder dat allemaal specifiek te benoemen. Wat in de tekst ook niet wordt genoemd, is hoe de twee kinderen eruitzien. Je ziet wel op de cover en op binnenwerk dat Eefje en haar moeder zwart zijn, maar dat maakt voor het verhaal verder niet uit. Heel goed! Want er komt dan wel, terecht, een steeds grotere roep om diversiteit in kinderboeken, maar waarom zou je die diversiteit altijd met nadruk moeten benoemen? Eefje en Steef maken dingen mee waarmee ieder kind zich mee kan identificeren, van wat voor kleur of afkomst dan ook. Een kind is een kind, en daarmee uit.
Naar de overkant is een universeel verhaal over universele waarden, waarin verschillen tussen mensen wel worden benoemd, maar alleen terloops, tussen neus en lippen door.
‘Ik werd geroepen.’
‘Door wie?’
‘Aan de overkant riep iemand mij. Ik denk een meisje.’
‘Weet je dat niet zeker?’
‘Nee, maar ze had een jurk aan.’
‘Dan zou het wel eens een meisje kunnen zijn.’
Ergens in het verhaal wil Steef ook graag een jurk. Klootwijk geeft hem die. Net zo makkelijk. En net zo terloops als alle andere dingen die hij er tussen neus en lippen door in fietst.
Het enige puntje waar ik een beetje mijn twijfels over had, zijn de leeftijden van Steef en Eefje. Er wordt niet vermeld hoe oud ze zijn, maar op de tekeningen lijken ze jonger dan ze in het verhaal zouden moeten zijn. Dit punt buiten beschouwing gelaten, vind ik de keuze voor Pérès-Labourdette als illustrator voor dit boek wel een heel goede, want hij weet met zijn kleurrijke tekeningen een prachtige extra dimensie aan het verhaal te geven.
‘Ik weet niet of ik het durf,’ zegt Eefje op een bepaald moment in het boek. Steef antwoordt: ‘Dan moet je het doen, want als je het doet, weet je of het durft.’
Ik ben blij dat Wouter Klootwijk dit boek heeft durven schrijven, dat Leopold het heeft durven uitgeven en dat Enzo Pérès-Labourdette het heeft durven illustreren. Om je vingers bij af te likken, dit boek.
Boek bestellen!