Puike biografie van stamvader Vlaamse letteren
Voor moedertaal en vaderland. Hendrik Conscience biografie – Johan Vanhecke – Vrijdag – 567 blz.
Personen die van grote betekenis zijn geweest worden op regelmatige tijden herdacht, hetzij ter gelegenheid van hun geboorte of van hun overlijden. Herdenken gaat vaak gepaard met de publicatie van een biografie. Hendrik Conscience (1812-1883) heeft op die laatste wel heel erg lang moeten wachten: meer dan tweehonderd jaar na zijn geboorte en honderdachtendertig jaar na zijn sterfdag verschijnt nu de eerste wetenschappelijke biografie van deze ‘vergeten’ Vlaamse literator. Er kan niet ontkend worden dat er veel over Conscience en zijn werk is gepubliceerd in kranten, (literaire) tijdschriften en dergelijke, maar dat waren bijna altijd studies naar onderdelen van zijn werk en auteursbestaan. Vroege biografieën van Paul De Mont (1883) en Eugène De Bock (1912) zijn te beknopt, onvolledig en onvoldoende wetenschappelijk. Professor Walter Gobbers, die had uitgesproken dat Conscience te weinig aandacht kreeg, gaf aanzet tot hernieuwde belangstelling met zijn studie Consciences Leeuw van Vlaenderen als historische roman en nationaal epos: een genrestudie in Europees perspectief (1990).
In het begin van deze eeuw bleek professor Karel Wauters zo oprecht in Conscience te geloven dat hij de moeilijke klus van een ‘echte’ biografie op zich nam. Helaas overleed hij vroegtijdig en kwam daardoor slechts tot 1838. Dat gedeelte werd door het Letterenhuis in 2012 (tweehonderdste geboortejaar van Conscience) gepubliceerd. In 2015 dook geheel onverwacht het Brusselse archief op, waarvan werd aangenomen dat het verloren was. Dat en het verschijnen van nieuwe essays over Conscience, bracht Johan Vanhecke ertoe het werk van Wauters te voltooien, waarvan we hier het resultaat mogen bewonderen. Vanhecke is hoofd archiefverwerking in het Letterenhuis, de opvolger van het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven, dat zelf weer is voortgekomen uit de aankoop door de stad Antwerpen van de nalatenschap van Hendrik Conscience, waaronder alle handschriften van de auteur.
Conscience is de eerste Vlaamse romanschrijver, geheel in de romantische traditie van zijn tijd. Beïnvloed door de stroming die als belangrijkste auteur Sir Walter Scott kende en zijn historische romans. Conscience zal echter de Fransman Victor Hugo beter gekend hebben. Zijn opkomst als volksschrijver hangt nauw samen met de onafhankelijkheid van België. Het land was tweetalig, maar het Frans was de ambtelijke taal. Conscience beijverde zich voor het gebruik van het Vlaams en de bevolking moest het kunnen lezen. Daaruit afkomstig is de fabel, zoals op zijn standbeeld in Antwerpen staat Conscience “leerde zijn volk lezen”.. Niettemin had hij navolgers genoeg, zoals Domien Sleeckx, August Snieders en Virginie Loveling. Echter alleen van hem werden zijn volledige werken vertaald in het Duits en Frans.
In de twintigste eeuw blijkt de belangstelling van negentiende eeuw eigenlijk enigszins ‘not-done’, zoals de historicus Auke van de Woud in zijn studie De Nederlanden – Het lege land 1800-1850 opmerkte. Datzelfde geldt voor Conscience. Vanhecke merkt over zijn boeken op “Want uitgegeven worden ze niet meer, want ze zijn onleesbaar, beweren de heren en de dames die ze niet gelezen hebben”. En daar moet hoognodig verandering in komen vindt hij.
Deze biografie, die ook over de ‘omgeving’ van de schrijver gaat, zou ertoe kunnen leiden dat zijn werk (en dat van andere negentiende-eeuwse romanciers) heruitgegeven wordt, want nu is het alleen beperkt antiquarisch en op “dbnl” (digitaal) te vinden. Ook nu nog zijn voorsla zijn romans nog uitstekend leesbaar.
Het werk van Vanhecke verdient bovengenoemd resultaat. Ondanks dat Conscience (een deel van) zijn archief ruim voor zijn dood verbrandde, heeft Vanhecke de beschikking gehad over veel archiefmateriaal, gedigitaliseerde kranten uit de negentiende eeuw en deelstudies van deskundigen in (literaire) tijdschriften en bundels met literaire en geschiedkundige bijdragen. Hij stelt dat hij opzettelijk allerlei polemische zaken heeft vermeden en zich uitsluitend met de feiten heeft beziggehouden. Toch heeft hij langdradigheid en saaiheid kunnen vermijden. Daartoe gebruikt hij legio citaten van contemporaine bronnen, die hij niet heeft ‘hertaald’ naar moderne maatstaven, maar de oorspronkelijke taal gebruikt.
Zijn werkwijze levert een realistische schrijverspersoonlijkheid op en is wars van heldenverering. Conscience had immers zelf al ingezien dat zijn nogal korte lontje hem niet zo geschikt maakte voor andere dan literaire bezigheden. Zijn invloed in de Vlaamse contreien voor het behoud van de moedertaal is evident. Hij was niet anti-Waals – Walen hoorden net als de Vlamingen tot het vaderland – maar had grote afkeer tegen de zogeheten “franskiljons” die ook in het Vlaamse gebied weigerden Vlaams te spreken of schrijven. Volgens Vanhecke ligt hieraan ook ten grondslag de problemen die Conscience met de Franse revoluties had. Vanzelfsprekend kreeg door zijn grote invloed Conscience ook te maken met kritiek. Tot op heden werd zijn aanpassing van zijn debuut hem sterk verweten. Immers nam hij daarin stelling tegen de katholieke Spanjaarden. Afkeuring van de kerk in het volkse, gelovige Vlaanderen zou zijn schrijversloopbaan niet ten goede komen.
Bijzonder vermakelijk is het hoofdstuk “Een geval van plagiaat”. De beroemde Franse schrijver Alexandre Dumas maakte bij een vriend kennis met de Franse vertaling van De loteling door Conscience. Dumas vond twee hoofdstukken daaruit zo goed dat hij ze als feuilleton bijna integraal opnam in “Dieu et diable”. Daarna verscheen het officieel als “Conscience l‘innocent” (1852), waarover Conscience schreef aan zijn Duitse uitgever: ”Mijn eigen woorden zijn letterlijk overgenomen, maar uitgebreid met omschrijvingen en toevoegingen”. Je reinste plagiaat, wat Dumas vergoelijkte met een brief als voorwoord van zijn boek, waarin hij toegaf gebruikt te hebben gemaakt “van de mooiste hoofdstukken van De loteling van Conscience en dat hij daarom als eerbetoon zijn hoofdpersoon Conscience genoemd had”. Na beschuldigingen aan het adres van Dumas, publiceerde die verscheidene Conscience-verhalen in zijn blad “Le Mousquetaire”. Opvallend genoeg voor de uitgever Michel Lévy Frères om tussen 1854 en 1885 het volledige werk van Conscience in zestig delen uit te geven in het Frans.
De slotwoorden van dit uitmuntend geïllustreerde en luxe gebonden standaardwerk kunnen we volmondig beamen: Vanhecke roept op tot heruitgave van en onderzoek naar het werk van Conscience. “Tot lering ende vermaek”. Boek bestellen!
Kees de Kievid