Regensoldaten is opspattende regen
De Vlaamse schrijver Kristien De Wolf (Sint-Niklaas, 1969) debuteerde in 2017 in de Extaze-reeks met Rotgeluk, een bundel eigenzinnige korte verhalen. In 2019 verscheen Ava Miller en ik, haar positief onthaalde romandebuut. Regensoldaten, dat in 2021 uitkwam, werd in recensies geprezen omwille van de vaart, de humor en de fijne taal in het boek. Als ze niet aan het schrijven is, werkt Kristien samen met haar man in hun Spaanse olijfgaard en is actief als coach en loopbaanbegeleider. Omdat je misschien iets meer over haar en de achtergronden van haar roman wil weten, volgt hier het interview met Kristien. Wil je nog meer over haar weten, bezoek dan eens haar website.
Regelmatig blijkt dat, zeker bij een goed boek, onze lezers iets meer over de auteur willen weten, dan de uitgever in het boek prijs geeft. Kun je wat meer vertellen over je leeservaringen, vroeger en nu? Had en heb je favoriete auteurs en boeken? Is er enige van enige stijlbeïnvloeding sprake?
Als kind las ik best veel. Mijn moeder was ook een intens lezer. We hadden kasten vol boeken. Veel controle was er niet. Zo las ik al heel jong de grote Franse schrijvers: Hugo, Flaubert, Zola, Guy De Maupassant. Er was ook Maria Rosseels met Dood van een non, het enige boek van eigen bodem dat ik me uit die tijd herinner. De Russen kwamen pas later. Ik herinner me vooral Gogol, omdat ik die zo grappig vond. In die tijd las ik de meeste boeken meer dan eens. Vooral de romantische drama’s. Alsof het verhaal dat ik al uit het hoofd kende, plots wel goed zou kunnen aflopen. Gejaagd door de wind zal ik zeker een stuk of vijf keer herlezen hebben. Nana van Zola ook. Op de universiteit las ik veel minder. Er was altijd ergens een feest dat ik niet wilde missen, ofwel moest er gestudeerd worden. Vanaf 2000 ben ik non-fictie beginnen te lezen. Ik was zo gulzig om te begrijpen hoe ‘het leven’ nu eigenlijk in elkaar steekt. Ik snapte toen nog niet dat romans je net zo goed, of zelfs beter, die verheldering kunnen opleveren, als die dikke serieuze boeken over psychologie en filosofie die ik doorploegde. Pas heel recent ben ik opnieuw romans gaan lezen. Alles van Connie Palmen, alles van Erwin Mortier, veel van Jeroen Brouwers. Ik ben ook gebeten door alles van Nescio en Robert Walser, omwille van de beschrijvingen, die even grappig als ontroerend kunnen zijn, en die mij bijna in een meditatieve staat van blijdschap kunnen brengen. Bepaalde stukken uit het Oude Testament en sommige dingen van Nietzsche vind ik ook heerlijk om te lezen. Salman Rushdie zit ook op dat niveau voor mij. Onvoorstelbaar wreedaardig en hilarisch zijn die verhalen en vooral geweldig geschreven. Ik lees ook elk nieuw boek van Christophe Vekeman. Heerlijk, die humor, die taal en die durf. Maar het allerbeste, meest onbereikbare niveau moet voor mij toch John Steinbeck zijn. Onnavolgbaar vind ik hoe hij het grootse van ganse era’s die verpulveren, combineert met het kleine van de mens die zich in die kolkende tijden staande houdt. Zoals hij dat doet in bijvoorbeeld De Druiven Der Gramschap, maar ook in Reizen Met Charlie, met die eenvoud, die vertelkracht, die relevantie. Dat is een droom. Erwin Mortier benadert dit ook wel met de Boeken Van De Troost, bedenk ik nu. Of ik door deze schrijvers, die ik zelf graag lees beïnvloed ben? Ik mag het alleen maar stilletjes hopen. Ik denk wel dat ik gevoelig ben voor taal, ironie en filosofische en psychologische consistentie, eerder dan dat ik me verheug in slimme gimmicks, ‘ideetjes’ of structuurinnovaties. Voor mij mag een verhaal gerust chronologisch verlopen en eenvoudig gestructureerd zijn. Lelijke zinnen, daar zal ik dan weer niet voorbij geraken, zelfs niet als het verhaal ingenieus is. Deze dingen ben ik, of probeer ik inderdaad ook trouw in mijn eigen werk.
Je boeken werden/worden in Nederland uitgegeven, terwijl je toch een Vlaamse auteur bent. Waarom geen Vlaamse uitgeverij? Hoe ben je bij In de Knipscheer terecht gekomen en hoe heb je dat ervaren?
Het uitgeverslandschap in Vlaanderen is schraal. Bovendien wordt altijd gezegd dat Nederlandse uitgeverijen wel doordringen tot Vlaanderen, maar niet omgekeerd. Ik ben bij In de Knipscheer terecht gekomen omdat ik enkele korte verhalen naar het tijdschrift Extaze had opgestuurd. Dit was me aangeraden door Maaike Molhuysen van de Lettervrouw. Ik mocht toen van Cor Gout en Els Kort een verhalenbundel schrijven, die zou uitkomen in de Extazereeks, verbonden aan het tijdschrift en uitgegeven door In de Knipscheer. Die bundel Rotgeluk werd mijn debuut bij de uitgeverij. Later waren zij bereid Ava Miller en ik, dat al voor de bundel bestond, ook uit te geven en nu is er Regensoldaten bij gekomen. Franc Knipscheer, Peter De Rijk en Kees Ruys hebben als respectievelijk uitgever, hoofdredacteur en redacteur enorm veel voor mij betekend. De Knipscheer is een gedroomde incubator.
Vind je dat je thuis hoort in de Vlaamse traditie van het speels kunnen omgaan met de taal – meer dan in het noorden?
Mijn innerlijke taalbibliotheek is nogal uitgebreid. Alle talen die ik ooit leerde lopen daarin door elkaar. Soms heb ik zo’n spijt als ik bijvoorbeeld ‘moedig’ moet schrijven als er in het Spaans een prachtwoord als ‘valiente’ bestaat en ik dat niet mag gebruiken. Dus, zeer zeker, speels met taal wil ik kunnen zijn, ik ben een gevoelspurist, geen taalpurist, ik wil zo vrij mogelijk zijn. Het beste, sappigste woord, liever dan het correcte woord dat lelijk in mijn oren weerklinkt. In de Knipscheer kan gelukkig wel wat verdragen op het gebied van exotisch taalgebruik. De uitgeverij is immers bekend omwille van het uitgeven van Nederlandstalig werk van schrijvers van over zee, ik veronderstel uit de vroegere kolonies. Franc Knipscheer zei zo ooit eens: we laten onze overzeese auteurs vrij en deze Vlaamse zouden we wel corrigeren en toen mocht ik toch mijn zin doen en ‘krieken’ schrijven in plaats van ‘kersen’.
Je debuutroman Ava Miller en ik wordt meestal een psychologische roman genoemd. Hoewel Regensoldaten zeker psychologische trekjes heeft, wil ik hem zeker niet in dat genre plaatsen. Waardoor is die verandering veroorzaakt? Of denk je niet in genres?
Je hebt gelijk. Ik denk niet echt in genres. Na Ava Miller en ik, waarbij ik het mezelf niet gemakkelijk had gemaakt, wilde ik vrijheid voelen, de vrijheid die ik bij het schrijven van Rotgeluk had gevoeld. Neerzitten en het verhaal onder je handen zien ontstaan. Zelf benieuwd zijn hoe het verder gaat. Regensoldaten was plots klaar en bleek toen iets te zijn geworden tussen een kort verhaal en een roman. Een roman omdat het verhaal een volledig leven beschrijft, een kort verhaal omdat het sprongen maakt en nauwelijks iets uitlegt. Misschien heb ik wel een fabel geschreven met mensen in plaats van dieren. Het boek waaraan ik nu werk gaat – zo je wil – toch weer wat meer body hebben en misschien als een psychologische roman mogen worden aangeduid.
Over die volgende roman gesproken, kun je daar al iets meer over vertellen?
Mijn volgende roman zal gebaseerd zijn op het leven van een oom van mij en zijn man. Een turbulent bestaan dat begon in de vrije seventies en een einde nam eind jaren 2000. Ik zal in het boek, in navolging van de grote voorbeelden die ik al noemde, proberen de teloorgang van een era te vatten en tegelijk de levens te schetsen, van twee speciale, intense mensen die daarin tevergeefs recht probeerden te blijven. En dit niet geheel gespeend van lichtheid en humor, dat spreekt voor zich. Ik denk ook nog na over een horrorverhalenbundel, iets in de sfeer van ‘Into the wild’, want dat heb ik nog nooit gedaan.
In je reactie op mijn bespreking van Regensoldaten doe je de suggestie dat je het zelf “een beetje als een brutaal sprookje”ziet. Zou je dat voor de lezers willen verduidelijken?
Een fabel of een brutaal sprookje, ja daar kan ik me in vinden. Ik duid het zo aan omwille van de eenvoudige verhaalbeweging die er in Regensoldaten zit en omwille van de speelse les, voor wie het zo wil zien. Het is niet leuk voor Roodkapje om opgepeuzeld te worden door de wolf, maar zo erg is het nu ook weer niet. Het is maar een sprookje en ga nu maar lekker slapen. En bovendien, het is en blijft waar dat je in een donker bos niet moet lopen treuzelen. Zoiets.
Op je website heb je een stukje geschreven over “intense personen”, heeft Magda (Mus) daar ook iets van weg? Is er enig verband tussen de inhoud van het boek en je ervaringen in je ‘beroep’?
Ik denk inderdaad dat het Musmeisje een ‘intens’ persoon is, die haar eigen manier heeft gevonden om de pijn van die intensiteit niet meer te voelen. Intense mensen zijn interessante personages, vind ik. Ze zijn scherp in hun observaties en intens in hun gevoelens. Ze zijn in staat om een vlieg te lijf te gaan met een kanon en vervolgens te schrikken van de ravage die ze hebben aangericht. Ava Miller en Sieg Engel (Ava Miller en ik) zijn zeker ook intens. Al deze personages zoeken verdoving voor pijn of mogelijke pijn en komen daardoor soms zelfs buiten het leven te staan. Dat vind ik interessant. Soms komen mijn personages eruit, soms niet, soms half en half. De link naar de coachpraktijk ligt voor de hand. Go-with-the-flow-mensen die door het leven dansen, zich nergens vragen bij stellen en die zelden heftige gevoelens ontwikkelen bij de gewone dingen van het leven, komen minder vaak of een coach opzoeken, denk ik. Toch gebruik ik geen verhalen uit de praktijk, alleen de ‘systemische’ dingen, dus de grote bewegingen die ik opmerk kunnen een onderliggend thema vormen. In de anekdotiek van een verhaal, gebruik ik nooit dingen uit mijn coachpraktijk. Het lijkt alsof er een mentaal schot tussen de twee activiteiten zit, en dat is maar best.
Ook schreef je mij eerder “In mijn boeken vind ik het bovendien wel fijn om de lezer te laten spartelen” Hoe heb je dat in Regensoldaten toegepast?
Echt ‘toegepast’ heb ik het niet, maar het is wel inherent. Op Regensoldaten komen er soms heftige reacties. Sommige lezers vragen of alles wel goed is met me of ze vinden me wreedaardig en blijken ontstemd omdat ik Magda niet gered heb. Iemand zei zelfs: had je haar niet wat kunnen coachen? Maar zo werkt dat niet. Het is al bijna zoals mensen boos kunnen zijn op God omdat hij een ramp had kunnen tegenhouden en dat niet gedaan heeft. Maar Regensoldaten had niet anders kunnen aflopen, echt niet. Er is geen leven zonder pijn en dus is er ook geen verhaal als er geen pijn of gemis of verlangen is, en dat spartelen van alles en iedereen, zowel personages als lezers, dat moet dan maar. Dat heb ik er graag voor over, zeg maar, voor het leven èn voor de verhalen. Er zijn echter evenveel mensen die het wrede sprookje er wel onmiddellijk in zien en er hartelijk om moeten lachen. Je leest een boek zoals je zelf bent, zeker?
Ons hele leven is een zoektocht naar ‘geluk’. Voor Magda (Mus) is haar fijnste dag ook die waarop het noodlot toeslaat. Kun je dat met elkaar verbinden?
Het is een uitvergroting, zoals veel in dit boek een uitvergroting is. Net zoals het hoort in sprookjes. Ik geloof heilig in het adagium: not what you create, but who you become. Of anders gezegd: je bent zo goed als je laatste match. Mensen hebben het daar moeilijk mee, maar ik vind dat juist mooi en hoopvol. En zo is het noodlot dat toeslaat hier misschien net een zegen. Maar dat is moeilijk te slikken in deze tijden waarin het redden van levens steeds meer een louter biologische betekenis dreigt te krijgen.
Een verhaal zonder humor is als een kip zonder kop. Wat is daarop jouw reactie?
Humor is een relativerend principe. Je kunt niet uitvergroten zonder tegelijk afstand te nemen. Net dat maakt het leven draaglijk. Zo kan je het over pijnlijke dingen hebben. Ironie, ook een vorm van humor, veinst onwetendheid, schort het oordeel op en maakt aldus de opening om veel bloot te kunnen leggen. Ik vind beiden, humor zowel als ironie, onmisbaar in het leven, en dus ook in de literatuur. Niets zo vreselijk als iemand die zichzelf helemaal ernstig neemt. Heel veel boeken hebben daar van te lijden in deze ‘identitaire’ tijden. Ik heb daarin geen zin, niet in wat ik schrijf, niet in wat ik lees, en ook niet in mijn praktijk trouwens. Je moet kunnen lachen, desnoods door je tranen heen. Anders wordt het echt gevaarlijk in de wereld.
De meeste lezers zullen de zegswijze “Regensoldaten” niet kennen of verbinden er diverse betekenissen aan. Wat is jouw interpretatie?
Een regensoldaat is een kinderwoord voor opspattende regen, net zoals een pijpensteel. Alleen spraken regensoldaten voor mij als kind veel meer tot de verbeelding dan dus die pijpenstelen. Het is een mooi woord.
Vragen: Kees de Kievid Foto auteur: Ann Van Gijsegem
Lees hier de recensie van Regensoldaten