Vogels en de mens, de mens en vogels
Gevleugelde geschiedenis van Nederland – De Nederlanders en hun vogels – Jan Luiten van Zanden (ed.) – Ambo | Anthos – 496 blz.
“Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu, wat unbidan we nu? (± 1075) is een van de bekendste zinnen uit de Nederlandse taal- en literatuurgeschiedenis. Het betekent volgens taalkundigen: Alle vogels zijn al aan het nestelen, behalve ik en jij. Waar wachten we nog op?’ Het zijn regels uit een middeleeuws liefdesliedje. Een liedje van verlangen van zo’n duizend jaar oud.” Vertelt de Canon van Nederland. Het is de oudste tekst waarin vogels voorkomen. Via onder andere de Vlaamse dichter Jacob van Maerlant, die rond 1270 de dan bekende vogels beschreef in zijn magnum opus Der Naturen Bloeme ( ± 1270), en het standaardwerk uit het einde van de chttiende eeuw tot en met het vijfde deel aan het begin van de negentiende (1771-1821): Nederlandsche Vogelen van Nozeman en Sepp, komen we in deze eeuw aan bij vlucht die het ‘vogelen’ nam in onze tijd, met dank aan de covid-pandemie.
Alles wat hier tussenin verhaalt over de relatie van de vogels en de mens wordt in dit monumentale standaardwerk verwoord door de redactie van historicus en vogelaar Jan Luiten van Zanden, met assistentie van Helena Cordasev en Erik de Bruin. Bijdragen worden o.a. geleverd door Jean-Marc van Tol (Fokke en Sukke), Jaap Tielbeke en Nicoline van der Sijs (What’s in a name?) en wordt voorafgegaan door een soort inleiding door Nico de Haan.
Het is ondoenlijk om alle onderwerpen die in dit werk worden verhaald (maar liefst 30 bijdragen) te bespreken. Daarom een paar indrukken. De ondertitel De Nederlanders en hun vogels is sprekend in het gebruik van “hun”. De artikelen beschrijven dan ook hoe wij omgingen met vogels, vanaf het begin van de jaartelling en daarvoor al, gezien de eerste vogelfossielen die werden gevonden. De auteurs vertellen verder over wat we weten uit de tijden daarna, van o.a. de Middeleeuwen en zo verder door naar de vorige eeuw en ‘het nu’. Onderwerpen als: de avifauna van Julius Civilis, de ganzenveer, oude vogelnamen, de kalkoen als vorstenmaal, raven in ons land, de putter op een beroemd schilderij, Van Gogh en de natuur, Venus’ bodes, postduiven, vogelen als coronahobby, …en nog veel meer, komen voorbij.
De bijdragen afzonderlijk zijn zeer divers te noemen en bevatten eigenlijk voor elk wat wils, afhankelijk van interesse en smaak. Zo is er het verhaal dat in de Middeleeuwen kloosternonnen zich van sperwers bedienden voor het jagen. Ook andere roofvogels werden toen ingezet voor de jacht. De vogels die op deze manier werden gevangen werden daarna vrolijk door de mens geconsumeerd. Dat verhaal is geschreven door een archeoloog die onderzoek deed naar een sperwerbottenvondst in het Ursulaklooster in Delft. Vaak zal de lezer zich verbazen over bizarre, onbekende feiten. Wie weet bijvoorbeeld nog dat in vroegere tijden de reiger op het menu stond? En hoe komen we aan de naam ‘pen’ voor ons schrijfgerei? Heeft dat ook met vogels te maken. Jazeker, men schreef met een ganzenveer!
Kunstliefhebbers komen ook aan hun trekken. Ten eerste in de bijdrage over de vogels in De tuin der lusten van Jeroen Bosch. Geconstateerd kan worden dat die er niet al te liefelijk vanaf kwamen. De auteur probeert te verklaren waarom juist een zo mooie vogel als de ijsvogel symbool wordt voor de smerigheid in de wereld. Natuurlijk ontbreekt ook Het puttertje van Carel Fabritius niet, als symbool voor de vogel als huisdier. En het verhaal over Van Gogh natuurlijk. Die laatste is ook één van de beroemde personen die in een bijdrage ten tonele verschijnen, zoals ook Johan de Witt (en zijn papegaai). En ook Julius Civilis (ca. 70 na Chr.) doet zijn intrede via een tekst van Huygens op een uitzichtpunt in het Valkhofpark te Nijmegen.
Ondanks de diversiteit van de bijdragen is er wel degelijk een rode lijn in te trekken. Opvallend is de verandering in de manier waarop wij vroeger met de vogelwereld omgingen en nu omgaan. Stond in vroeger tijden de vogel voornamelijk in dienst van de mens, tegenwoordig is de vogelwereld er een van een grote schoonheid waarvan de mens in de natuur kan genieten. Waar we ons eerst afvroegen welk nut vogels voor ons konden hebben, bestuderen we nu de vogel als individu en willen we er steeds meer over weten, zonder aan nut te denken. Zo wordt terecht in het boek opgemerkt dat de covid-pandemie sterk heeft bijgedragen aan de vermeerdering van het aantal ‘vogelaars’.
De inleiding van Nico de Haan zaagt hout! Hij zet de trend van het boek zorgvuldig neer. “Reizen terug in de tijd” luidt de titel. Het weerhoudt hem er niet van zijn eigen visie te verwoorden. Hij uit zijn bezorgdheid over de natuur in ons land: “Je hoeft de rode lijsten van bedreigde vogels maar op te slaan om te zien welke kaalslag in de laatste driekwarteeuw heeft plaatsgevonden.”
Lijkt de titel van De Haan op science fiction, wat dacht u dan van de uitspraak van de samensteller Jan Luiten van Zanden: “Over een miljoen jaar zullen er nog steeds vogels vliegen over de aarde”, zouden er dan nog mensen zijn die daarvan kunnen genieten? De lezer moet het doen met de geschiedenis en het heden, maar die worden uitmuntend in het boek naar voren gebracht. Soms spannend, soms weemoedig, soms zelf ietwat recalcitrant, maar altijd ter zake dienend.
De uitvoering is voortreffelijk en een compliment aan de uitgever waardig. Kloek formaat, gebonden en met de nodige mooi, grote illustraties. Wie wil die fraaie boek niet (gelezen en wel) in zijn boekenkast hebben staan?
Kees de Kievid
Boek bestellen!