Het genie Newton
Isaac Newton en het ware weten – Floris Cohen – Uitgeverij Prometheus – 272 blz.
De auteur van het boek, Floris Cohen, is hoogleraar vergelijkende geschiedenis van de natuurwetenschap aan de Universiteit Utrecht. In 2008 won hij de Eurekaprijs voor zijn werk De herschepping van de wereld. Deze prijs wordt uitgereikt aan wetenschappers of journalisten (en vanaf 2015 ook aan personen uit andere beroepsgroepen) die in staat zijn gebleken wetenschappelijk onderzoek helder en aansprekend uit te dragen naar een breed publiek. Isaac Newton en het ware weten is de opvolger van De herschepping van de wereld.
Het unieke aan dit boek is dat het werk van Newton volledig wordt ingekaderd binnen de toenmalige wetenschappelijke opvattingen en methoden. Zijn relatie met andere wetenschappers zoals Robert Hooke, Robert Boyle en Christiaan Huygens wordt daarom ook uitvoerig behandeld. Deze tijdgenoten van Newton onderzochten deels dezelfde onderwerpen. De auteur legt omstandig uit wat het geniale was van Newton en wat hem onderscheidde van zijn ‘concurrenten’: hij verenigde het wiskundig denken van Christiaan Huygens met de meer experimentele aanpak van Robert Hooke. Hij tilde de wetenschap aldus naar een hoger niveau. Alhoewel het boek geen biografie is in de strikte zin van het woord, krijgen we toch een goed zicht op het karakter van de man. Hij kon volledig opgaan in zijn werk en rustte niet voordat hij een oplossing had gevonden voor een probleem.
Voor de toetsing van zijn ideeën ontwikkelde hij dikwijls eigen experimenten of materiaal. Samen met zijn genialiteit vormde deze gedrevenheid de basis voor de successen die Newton heeft behaald. Niet dat het een aangenaam mens was. Hij was – op zijn zachtst gezegd – nogal egocentrisch. Hij huwde niet en vrouwen speelden geen rol in zijn leven. En wat gebeurde er als hij bezoek kreeg: “Wanneer hij vrienden te gast had op zijn kamer, als hij zijn studeervertrek instapte voor een fles wijn, en een gedachte kwam bij hem op, dan ging hij zitten bij een vel papier en vergat zijn vrienden.”
De bijdrage van Newton tot de wetenschap is belangrijk op drie domeinen. Hij ontwikkelde op het vlak van de wiskunde de differentiaal- en integraalrekening. Verder heeft hij een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de optica. Toen hij in de boomgaard van zijn moeder een appel uit een boom zag vallen, leidde dit tot de ontwikkeling van de zogenaamde klassieke mechanica. Maar het was geen rechtlijnige baan, het was een moeilijke weg van vallen en opstaan, een onderneming met twijfel en kritiek. Uiteindelijk zal hij zijn inzichten pas vele jaren later publiceren in zijn belangrijkste werken: de Principia Mathematica uit 1687 en Opticks uit 1704. Maar toch was Newton niet alleen actief op dit vlak.
De schrijver benadrukt heel sterk dat het religieuze en de alchemie onlosmakelijk verbonden waren bij Newton en een zeer belangrijke rol speelden in de ontwikkeling van zijn ideeën omtrent optica en gravitatie. Wat betreft de theologie heeft Newton altijd een groot geheim meegedragen in zijn leven: hij geloofde niet in de Drie-eenheid. Een ketterse opvatting. En typisch voor Newton: hij had dit niet overgenomen van iemand anders maar was zelf tot deze conclusie gekomen op basis van eigen studie van oude teksten. En deze God werd door Newton er ook bijgehaald als verklaring voor de kritische opmerkingen die hij kreeg op het feit dat de zwaartekracht op afstand werkte zonder tussenkomst van deeltjes.
Het boek is zo boeiend geschreven dat je als lezer wordt meegesleurd in het verhaal. De auteur vermeldt ook geregeld citaten uit briefwisselingen wat het geheel levendig maakt. Maar toch komen in het boek soms vrij moeilijke passages voor. De auteur duidt in de tekst zelf de stukken aan die door lezers met een alfa-achtergrond kunnen worden overgeslagen zonder de draad van het verhaal te verliezen. Zelfs voor lezers met een interesse voor bètawetenschappen wordt het boek soms vrij technisch in die zin dat om alles goed te begrijpen eigenlijk meer achtergrondkennis noodzakelijk is. Bètawetenschappers zijn vooral vertrouwd met de Newtoniaanse fysica maar niet echt met de opvattingen van het pre-Newtoniaanse tijdperk noch met het alchemistisch gedachtegoed. Het boek bevat overigens geen formules, wel een aantal zwart-witillustraties met schema’s ter verduidelijking. Achterin het boek zijn nog een tijdtafel, literatuurlijst en register opgenomen.
Newton was – volgens de auteur – een hork van een vent maar volgende uitspraak schreef de wetenschapper kort voor zijn dood neer met ongeveinsde nederigheid: “Ik weet niet wat ik de wereld moge toeschijnen, maar mijzelf kom ik alleen maar voor te zijn geweest als een jongen die op het strand aan zee speelt en dan zich ermee vermaakt af en toe een gladdere steen of een fraaiere schelp te vinden dan gewoon, terwijl de grote oceaan der waarheid al onontdekt voor me lag.”
Kris Muylle