Meesterverteller flikt het ‘m weer
Een vorig leven – Toon Tellegen – Querido – 120 blz.
Naast zijn alom bejubelde dierenverhalen schrijft Toon Tellegen ook gedichten, en boeken voor volwassenen. Een vorig leven valt in de laatste categorie en is wederom een pareltje.
De hoofdrol in deze novelle is weggelegd voor Jacob Laagwater, arbeider in een kalkfabriek, en de vader van Otmar, een van Tellegens schoolvriendjes. De jonge Toon komt vaak bij hen over de vloer, en hij luistert met grote nieuwsgierigheid naar Laagwaters eigenzinnige verhalen over God en de Bijbel. Zo vertelt Laagwater onder andere het verhaal van Adam en Eva die, nadat ze uit het paradijs zijn verdreven, een drietal morsige Russen tegenkomen. Adam wil weten of zij ook in het paradijs zijn geweest. Een van hen antwoordt: ‘Het is ons wel aangeboden, maar we hebben ervan afgezien.’ Waarna de drank rondgaat en de slang boven een vuurtje wordt geroosterd.
Ook het verhaal van Lazarus wordt door Laagwater vrolijk bijgesteld: Lazarus had het enorm naar zijn zin in het hiernamaals, blij dat hij uit zijn lijden was verlost, tot hij ineens ruw van achteren werd beetgepakt en weer tot leven werd gewekt. Hij wist niet wie dat op zijn geweten had en hij snapte ook niet waarom. Hij wilde helemaal niet meer leven, het hiernamaals was juist een zegen!
Gaandeweg worden Laagwaters verhalen over God en de Bijbel pessimistischer. Hij vraagt zich af waarom God al die ellende op de wereld laat voortbestaan. Zou het hem allemaal niet kunnen schelen of is hij simpelweg besluiteloos? Zouden we hem de grote besluiteloze moeten noemen, vraagt Laagwater zich af. Maar hij zet ook vraagtekens bij zijn eigen besluiteloosheid. Hij neemt het zichzelf kwalijk dat hij een tweejarige meisje dat bij een brand is omgekomen niet heeft kunnen redden. Hij vindt dat hij God had moeten aansporen om in te grijpen, maar dat heeft hij niet gedaan.
Laagwater vertelt: ‘Hij was erbij vorige week, bij de brand, ik weet het, hij had dat kind kunnen redden, hij had het móeten redden. Hij wilde zo verschrikkelijk graag dat kind redden, zijn lieveling, iedereen is zijn lieveling, maar hij stond aan de grond genageld, en niet met spijkers door zijn voeten, maar zomaar, voor zich uit kijkend.’
Een belangrijk thema van Een vorig leven is de dood, maar in wezen gaan Tellegens verhalen altijd over het onbevattelijke en onbegrijpelijke van het aardse bestaan en hoe je dat bestaan vorm kunt geven. Zijn hoofdpersonen – of dat nu dieren of mensen zijn – proberen er altijd met z’n allen het beste van te maken, en hebben altijd een bijzondere visie op het leven en op hun eigen (on)vermogens. Een olifant die blijft proberen in bomen te klimmen, een boktor die nieuwe of gebruikte verjaardagen verkoopt, zijn eigen jeugdherinneringen die bol staan van de zonderlinge personages: Tellegen weet er raad mee. Een scherpe geest, humor, relativeringsvermogen en filosofische bespiegelingen zijn telkens weer zijn sterke troeven.
Een paar passages in Een vorig leven doen sterk denken aan Kees de jongen. Zo bevat hoofdstuk tien een aantal hilarische fragmenten over de mogelijke gevolgen van het stelen van een paar kersen. De jonge Toon wordt daarop betrapt door politieagent Nijptang en terwijl Toon in de gang moet wachten, bedenkt hij wat de mogelijke gevolgen zouden kunnen zijn van dit ‘misdrijf’. Misschien moest hij de hele dag blijven staan, of misschien wel dagenlang. Zijn ouders zouden hem zoeken, niemand wist waar hij was. ‘Misschien is hij wel dood,’ zouden zijn ouders zeggen.
‘Nou ja,’ zei mijn vader, ‘zo erg is dat nou ook weer niet. We hebben nog twee zoons.’
‘Dat is waar,’ zei mijn moeder. ‘Twee is eigenlijk meer dan genoeg.’
’s Avonds, in bed, fantaseert hij door over wat er allemaal had kunnen gebeuren als hij de ergste straf had gekregen die je je kunt bedenken: dood door ophanging.
‘Tja,’ zijn mijn vader, ‘dat komt ervan.’
Mijn moeder zei: ‘Ik kan nu wel gaan staan huilen, maar een misdrijf is een misdrijf.’
‘Mag ik je stoommachine?’ vroeg mijn oudste broer.
[…]‘Die wil ik ook!’ riep mijn andere broer.
Ik zei dat ik dat aan hen overliet. Dat waren mijn laatste woorden, besefte ik. ‘Dat laat ik aan jullie zelf over.’
Wat Tellegen zo uniek maakt, is dat zijn invalshoek vrijwel altijd een begrip of een woord is, waar hij vervolgens een verrassend nieuwe kijk op weet te geven.
Als kleine jongen houdt hij bijvoorbeeld een schrift bij met moeilijke woorden, waarmee hij met zijn vrije kindergeest aan het associëren slaat. Zo heeft hij iemand het woord ‘querulant’ horen gebruiken en hij vraagt zich af wat dat is. Misschien is het wel een vogel (met variaties als de roodkopquerulant en de Coloradoquerulant), een vogel die niet zingt, kraait, of krast, maar eentje die queruleert. Als Tellegen werkelijk zo’n schrift heeft bijgehouden, zat zijn ongebreidelde associatievermogen er al vroeg in.
Het is opmerkelijk hoe veel details Tellegen zich uit zijn jeugd weet te herinneren. Hoewel de ik-figuur net zo goed een deels verzonnen personage zou kunnen zijn, en de vreemdsoortige figuren met dito namen (juffrouw Kachel, Knijper, Kreukel) ten dele aan zijn eigen brein zouden kunnen zijn ontsproten. Tellegens gedachtespinsels zijn zo beeldend en rijk, en zijn associaties zo onvoorspelbaar, dat het niet uitmaakt of hij naast de werkelijke herinneringen ook zijn fantasie aan het werk heeft gezet. Tellegen weet ieder personage zo te schetsen dat ze meteen voor je gaan leven, of ze nu echt bestaan hebben of niet.
De titel van het boek is ontleend aan de passage waarin Laagwater de kinderen vertelt over het hiernamaals, dat hij ‘het volgende leven’ noemt. ‘Als dat leven bestaat,’ zegt Laagwater, ‘dan is dit het vorige leven.’
Als Toon op twaalfjarige leeftijd uit zijn geboortedorp vertrekt, denkt hij: ‘Nu begint er een ander leven. Tussen het vorige en het volgende in.’
Gelukkig zit Tellegen nog steeds in dat tussenleven en ik hoop dat hij het daar nog een tijdje volhoudt. Ik kijk reikhalzend uit naar zijn volgende boek.