Een meanderende geest
De rivier van het bewustzijn – Oliver Sacks – Vertaling: Otto Biersma en Luud Dorresteyn – Uitgeverij De Bezige Bij – 220 blz.
Een van de meest spraakmakende televisieprogramma’s over wetenschap is nog altijd de reeks Een schitterend ongeluk uitgezonden door de VPRO in 1993. Programmamaker Wim Kayzer slaagde er toen in zes internationale eersterangs wetenschappers te interviewen en hen daarna samen te brengen voor een groepsgesprek. Centraal thema was de vraag tot waar de wetenschap de mens(heid) had gebracht op het einde van de 20ste eeuw. Onder de deelnemers was de Britse neuroloog Oliver Sacks (1933 – 2015). Opvallend was hoe de vriendelijke man telkens specifieke gevallen van patiënten met neurologische aandoeningen aanhaalde die hij telkens linkte met andere aspecten van de wetenschap.
Uit het voorwoord van het boek De rivier van het bewustzijn blijkt dat een van de katalysatoren voor dit postume werk van Sacks trouwens Kayzers televisiedocumentaire was. De inhoud werd twee weken voor zijn dood nog door Sacks zelf bepaald. Het boek is samengesteld uit 10 essays waarvan sommige reeds eerder waren verschenen in The New York Review of Books.
In deze bijdragen neemt Sacks diverse thema’s zoals evolutie, plantkunde, scheikunde, geneeskunde, neurologie en kunst onder de loep, waarbij hij zijn grote wetenschappelijke en scheppende voorgangers aanhaalt – in het bijzonder Darwin, Freud en William James. Zoals een rivier zich slingert door het landschap, zo meandert de auteur tussen een aantal domeinen van de wetenschap. De essays van De rivier van het bewustzijn gaan anders dan zijn eerdere werk niet over specifieke neurologische aandoeningen en de mensen die hieraan lijden. Toch neemt hij regelmatig zijn eigen ervaringen of die van patiënten op in zijn verhalen.
In het eerste essay benadrukt Sacks het belang van het botanische werk bij Darwin. Op zijn reis op de Beagle verzamelde Darwin o.a. op de Galapagoseilanden tal van planten. Hij merkte dat op de diverse eilanden dezelfde geslachten vaak verschillende soorten hadden. Deze verzameling zou Darwins best gedocumenteerde voorbeeld zijn van de evolutie van soorten. Darwin twijfelde sterk aan het concept van zelfbevruchting bij planten. Door middel van experimenten en het bestuderen van insecten raakte Darwin ervan overtuigd dat de verschillende kleuren, patronen, vormen, nectars en geuren waarmee planten insecten lokten allemaal ontwikkeld waren ten behoeve van de kruisbestuiving. Darwin wees daarenboven op de co-evolutie van planten en dieren. Natuurlijke selectie zorgde ervoor dat de monddelen van insecten precies pasten bij de structuur van de bloemen die hun voorkeur hadden. De experimenten die Darwin uitvoerde doen Sacks nostalgisch terug denken aan zijn jeugdjaren toen hij door zijn moeder bij twee grote magnolia’s werd onderwezen in de wereld van planten en insecten.
Net zoals de plantkunde bij Darwin van groot belang was, hebben de neurologie en anatomie bij Sigmund Freud een zeer belangrijke rol gespeeld. Zo onderzocht hij het zenuwstelsel van een zeer primitieve vis, de lamprei en van de rivierkreeft. Freud toonde aan dat de zenuwstelsels van deze ongewervelde dieren morfologisch identiek waren, maar de manier van organisatie was anders. Bij Freud ontstond het besef van een darwinistische evolutie waarbij met behulp van dezelfde anatomische cellulaire elementen, steeds complexere zenuwstelsels konden worden ontwikkeld. Toen in 1861 de Franse neuroloog Paul Broca aantoonde dat expressieve afasie het gevolg was van beschadiging van een bepaald deel van de hersenen leidde dit tot de lokalisatieleer waarbij men geloofde dat specifieke vaardigheden gebonden waren aan bepaalde centra in de hersenen. Freud twijfelde aan deze lokalisatieleer en hij nam later afstand van de opvatting dat er een neurologische of fysiologische basis ten grondslag lag aan psychiatrische aandoeningen.
Een heel interessant essay gaat over de creativiteit. Sacks wijst erop hoe imitatie een centrale rol speelt bij uitvoerende kunsten. Alle jonge kunstenaars zoeken naar voorbeelden in hun leerperiode. De meesten zullen zich, op het moment dat ze in hun vak een bepaald niveau hebben bereikt, de rest van hun leven tevreden stellen met een vorm of werkwijze binnen bepaalde grenzen zonder ooit door te breken naar iets volkomen nieuws. Zo leverde Arthur Conan Doyle weliswaar een opmerkelijke prestatie door als eerste in 1887 een detectiveverhaal (Sherlock Holmes) te publiceren. Maar in de latere verhalen kwam er geen ontwikkeling meer in de methodes of het karakter van Sherlock. Vraag is waarom van alle talentvolle kunstenaars of wetenschappers er maar enkelen echt doorbreken. Hier is heel veel energie voor nodig, boven op het creatieve potentieel, en een bepaalde dapperheid om een nieuwe richting in te slaan want deze gok levert niet altijd iets op. Bovendien is creativiteit niet alleen een kwestie van jarenlange voorbereiding en oefening op een bewust niveau, maar ook van voorbereiding op een onderbewust niveau. ‘Deze incubatieperiode is onontbeerlijk voor de opname en incorporatie in het onderbewustzijn van invloeden en bronnen, voor het reorganiseren en samenvoegen tot iets wat van jezelf is.’
Naast de hierboven vermelde thema’s komen nog heel wat andere onderwerpen aan bod in dit boek zoals onbewust plagiaat plegen, bijna-doodervaringen, tijdsbesef en geheugen. Achterin vinden we nog een notenlijst, bibliografie, register en een korte biografie van Sacks.
De rivier van het bewustzijn is geen eenvoudig boek. De bijdragen zijn niet altijd zo gemakkelijk te volgen daar Sacks in de essays rondfladdert met zijn ideeën en niet altijd recht op doel gaat. Het boek richt zich op een specifiek publiek met een ruime basiskennis en interesse voor wetenschap in het algemeen, en in het bijzonder voor ons brein.
Kris Muylle