Een schitterend smoelenboek
Leonardo da Vinci. Sprekende gezichten – Michael W. Kwakkelstein – 224 blz. – Uitgeverij Thoth Bussum
In 2019 is het 500 jaar geleden dat Leonardo da Vinci (1452 – 1519) stierf. 2019 wordt dan ook op cultureel vlak een echt da Vinci-jaar. Sommige musea anticiperen reeds op deze toenemende belangstelling. Zo organiseert Teylers Museum in Haarlem van 5 oktober 2018 tot en met 6 januari 2019 een tentoonstelling over tekeningen van gezichten van da Vinci. Het museum is hierbij niet aan haar proefstuk toe: in 2005 en 2012 werden reeds gelijkaardige tentoonstellingen georganiseerd over de Italiaanse kunstenaars Michelangelo en Rafaël. Bij de tentoonstelling over da Vinci hoort ook een prachtig geïllustreerde catalogus.
Leonardo da Vinci was in zijn tijd al beroemd vanwege zijn vernieuwende uitbeelding van menselijke gezichten. Hij streefde ernaar de gezichten weer te geven van direct aan de werkelijkheid ontleende personen met echte emoties. Misschien komt dit aspect nog het meest tot uiting in zijn werk Het Laatste Avondmaal waarin de diverse emoties bij de apostelen hoog oplaaien op het ogenblik dat Christus verkondigt dat iemand onder hen Hem zal verraden. Leonardo da Vinci heeft de intense dramatiek in de individuele gezichtsuitdrukkingen en handgebaren treffend weergegeven.
In de catalogus van de tentoonstelling volgen na een voorvoord van museumdirecteur Marjan Scharloo vijf geïllustreerde essays met noten geschreven door specialisten. Gastconservator en Nederlands da Vinci-kenner bij uitstek Michael W. Kwakkelstein bespreekt eerst de scholing van Leonardo. De kunstenaar beschreef zichzelf als een ‘leerling van ervaring’. Hij had geen klassieke scholing en opleiding genoten en beheerste het Latijn nauwelijks. In een tweede bijdrage gaat dezelfde auteur dieper in op de morele betekenis van schoonheid en lelijkheid. Prof. Dennis Geronimus, specialist Italiaanse Renaissancekunst aan de Universiteit van New York legt vervolgens de focus op Het Laatste Avondmaal. Dr. Bram de Klerck behandelt in het vierde essay Leonardo’s voorkeur voor lachende en lachwekkende figuren. Hier komen bovendien enkele voorbeelden van teken- en schilderkunst met een komisch karakter uit het zestiende-eeuwse Noord-Italië aan bod als illustratie van het voortleven van dit aspect in Leonardo’s tekeningen en opvattingen. Teylers conservator Michiel Plomp sluit de essayreeks af met het formuleren van een antwoord op de vraag in hoeverre Nederlandse kunstenaars in de periode 1500 – 1700 Leonardo’s tekeningen en schilderijen kenden en navolgden.
In de catalogus zelf zijn 82 tekeningen en schilderijen opgenomen van da Vinci, tijdgenoten en navolgers. De werken zijn opgedeeld in zeven categorieën: voorlopers van da Vinci, krijgerstypes (oude mannen met een haakneus), teste bizarre (bizarre figuren), schoonheid, expressie, lichaamstaal en nachleben. Diverse kleurenafbeeldingen zijn op verschillende groottes weergegeven. Zo zijn de groepjes apostelen van Het Laatste Avondmaal paginagroot weergegeven op verschillende bladzijden. Iedere afbeelding wordt voorzien van deskundig kunsthistorisch commentaar door de hierboven genoemde essayisten en Paula Nutall.
In de tentoonstelling zijn effectief heel wat originele tekeningen van da Vinci te zien. Het museum kon hierbij beroep doen op heel wat bruikleners met als voornaamste de Britse koningin Elizabeth II. Zowel de tentoonstelling als deze catalogus zijn een waardige opmaat voor de wereldwijde herdenking van Leonardo’s 500ste sterfdag in 2019.
Kris Muylle