De interactieve werkelijkheid
Helgoland – Carlo Rovelli – Vertaling: Hans van den Berg – Prometheus – 212 blz.
‘Om ongeveer drie uur ’s nachts lag het eindresultaat van mijn berekeningen voor me. Ik voelde me diep geschokt. Ik was zo opgewonden dat er aan slapen niet te denken viel. Ik ging naar buiten en begon in de naderende ochtendschemering langzaam te lopen. Ik klom naar een boven de zee uitstekende rots, op de punt van het eiland, en wachtte daar op de zonsopgang…’ Deze woorden komen van de jonge Duitse natuurkundige Werner Heisenberg. In juni 1925 was hij voor een korte tijd naar het boomloze en pollenvrije Noordzee-eiland Helgoland getrokken om te ontsnappen aan zijn hooikoortsaanvallen. Op dit Duitse eiland gaf hij de aanzet tot een van de meest ingrijpende wetenschappelijke revoluties ooit: de kwamtumfysica. De Italiaanse natuurkundige Carlo Rovelli (1956) schreef er een boeiend boek over.
De kwantumfysica is in de eerste decennia van de twintigste eeuw ontwikkeld door een aantal veelal jonge wetenschappers. Heel wat van deze fysici wonnen later de Nobelprijs. Na de conceptuele doorbraak van Heisenberg maakten bijdragen van Max Born, Wolfgang Pauli, Paul Dirac, Erwin Schrödinger en veel anderen duidelijk dat de wereld van moleculen, atomen, elektronen en fotonen gehoorzamen aan regels die ons zeer vreemd lijken. Een van deze eigenaardige verschijnselen is de zogenaamde ‘kwantumsuperpositie’. Dit houdt in dat een elektron (onderdeel van een atoom) zich als het ware op twee verschillende plaatsen kan bevinden. Maar hoe moeten we dit begrijpen? Een aantal interpretaties zagen het licht. Zo is er de veelwereldentheorie. Deze stelt dat er een oneindig aantal parallelle werelden zijn die alle mogelijke gebeurtenissen bevatten. Rovelli verwerpt deze theorieën. In de plaats daarvan komt hij met zijn ‘relationele interpretatie’ die meteen de kern uitmaakt van zijn boek. Centraal hierin staat het begrip ‘interactie’. Objecten in onze wereld werken voortdurend op elkaar in. Een object dat nergens invloed op uitoefent, nergens op inwerkt, niets wegduwt,… is precies als zou het niet bestaan. Iets wat niet interageert, bestaat gewoon niet. Het heeft geen eigenschappen. Eigenschappen van objecten bestaan alleen op het moment van interactie en kunnen reëel zijn voor een bepaald object maar niet voor een ander object. De snelheid van een object bijvoorbeeld is afhankelijk van de waarnemer.
In het tweede – moeilijker – deel van het boek gaat Rovelli de filosofische toer op met zijn interactietheorie. Geheel onze wereld moet gezien worden in termen van relaties. Hierbij sluit hij aan bij de centrale these van Nagarjuna. Deze Indische filosoof die leefde in de tweede eeuw na Christus stelde dat er geen dingen zijn die op zichzelf, onafhankelijk van elkaar kunnen bestaan. Zelfs het ‘ik’ bestaat niet. Het is niets anders dan het grote en met elkaar verbonden geheel van de verschijnselen waaruit het is samengesteld, elk afhankelijk van iets anders. Rovelli werkt vervolgens het idee verder uit dat we weg kunnen komen uit de radicale tegenstelling tussen materie en het leven van de geest door de wereld te beschrijven met relatieve variabelen en hun correlaties. Zowel mentale als fysische verschijnselen kunnen als natuurverschijnselen worden beschouwd, beide geproduceerd door interacties tussen delen van de fysische wereld.
De toch wel fascinerende conclusie voor Rovelli is dat we het idee moeten opgeven dat de wereld uit dingen bestaat. Dit laat ons verdoofd achter besluit Rovelli waarbij hij Prospero citeert die aan het einde van de vierde akte van De Storm, het laatste werk van Shakespeare troost: ‘Je trekt, mijn zoon, zo’n smartelijk gezicht, alsof je diep geschokt bent. Heer, wees blij. De hofdans is gedaan. En deze spelers, zoals ik je al zei, zijn geesten die in lucht zijn opgegaan, in ijle lucht.’ Om daarna verder te gaan: ‘We zijn van stof waaruit ook dromen zijn gemaakt, en ons kort leven wordt met een slaap voleind.’
Kris Muylle
Boek bestellen!