Een belangrijk en hartverscheurend boek
Gemmetje Victoria – Yvonne Keuls – Ambo|Anthos – 239 blz.
Op 17 december 2021 wordt Yvonne Keuls negentig jaar. Een schrijfster die maar liefst 98 titels op haar naam heeft staan. Een deel daarvan betreft romans die ze heeft geschreven naar aanleiding van haar ervaringen als vrijwilligster in de jeugdhulpverlening, waaronder Jan Rap en z’n maat (1977), De moeder van David S., geboren 3 juli 1959 (1980), Het verrotte leven van Floortje Bloem (1982) en Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel (1985). Stuk voor stuk verhalen waarin ze het falen van de jeugdzorg in Nederland aan de kaak stelt.
Met het onlangs verschenen Gemmetje Victoria doet de schrijfster dat opnieuw, want, stelt ze vast in het interview met Thomas Rueb waarmee het boek wordt besloten, er is in al die jaren nauwelijks iets verbeterd. ‘Met dit boek wilde ik het faillissement van de jeugdzorg in Nederland laten zien aan de hand van één leven.’ En dat doet ze met overtuiging. Op de binnenzijde van de stofomslag is niet voor niets vermeld: ‘Er moest nog een belangrijke roman geschreven worden: het hartverscheurende verhaal van Gemmetje Victoria.’ Belangrijk is het boek zeker, hartverscheurend ook.
Yvonne Keuls leerde Gemmetje Victoria kennen toen ze in de jaren zeventig vrijwilligerswerk deed in een opvanghuis in Den Haag. Een huis dat ze in 1972 oprichtte, samen met enkele geestverwanten. Met lede ogen zagen ze het uitzichtloze bestaan van de vele jongeren voor wie geen plek was. Jongeren die als het ware vermorzeld waren door alle hulpverleners, pleegouders en kinderrechters met wie ze in hun leven te maken hadden gehad. Allemaal hadden ze verhalen over misbruik, mishandeling en ander onrecht. Gemmetje Victoria was zo iemand.
De zeventienjarige Gemmetje kwam schreeuwend binnen in het opvanghuis, voorzien van een stapel rapporten met ‘onhandelbaar’ erop. Dochter van een tienermoeder, die bij de nonnen beviel en vervolgens haar kind moest afstaan. Gemmetje kwam toen in handen van jeugdzorg. Zeventien kindertehuizen zag ze vanbinnen, bij zeker acht pleeggezinnen werd ze ondergebracht, een psychiatrische inrichting en ten slotte de beruchte inrichting in het Gelderse Zetten. Daar werd ze ernstig misbruikt door de psychiater, gaf hem aan en ging op de vlucht, samen met haar vriendin Priscilla. Een ‘wilde kat’ noemt Yvonne Keuls haar, maar wel eentje van wie ze is gaan houden. En over wie ze uiteindelijk het boek schreef dat nog geschreven moest worden.
Liefdevol en ook met humor beschrijft Yvonne Keuls in haar vertrouwde directe stijl het leven van Gemmetje, dat niet alleen getekend is door het vele onrecht dat haar is aangedaan maar ook door de zoektocht naar haar moeder. Veelzeggend is wat dat betreft het enige kinderliedje dat ze kent: ‘De kleine kannibaal heeft zonder het te weten haar eigen mamma opgegeten.’
In het opvanghuis voelt Gemmetje zich na verloop van tijd thuis. Vooral met Yvonne bouwt ze een band op. Ze vindt een vorm van veiligheid die ze niet eerder heeft gekend. Dat gaat zover dat ze mee gaat werken en daardoor bepaalde privileges krijgt. Maar na een jaar gaat het huis wegens geldgebrek dicht. Wederom wordt Gem, zoals ze wordt genoemd, in een pleeggezin ondergebracht. Ze wordt er zwanger van Guus, de zoon des huizes, wat nieuwe onrust in haar leven betekent. Al gauw is duidelijk dat Gem niet voor haar zoon Dicky kan zorgen. Guus blijkt echter een liefdevolle vader, die bij de verzorging van zijn zoon wordt bijgestaan door een dito oma. Daarbij laat Guus Gem niet los. Hij leidt weliswaar z’n eigen leven, maar staat haar wel bij en zorgt er ook voor dat er regelmatig contact is tussen moeder en zoon.
Ondertussen krijgt Gem onderdak bij ‘Zus’ van der Mast, een non van de Congregatie van de Zusters van Liefde, die vele daklozen opvangt in saneringspanden in de Schilderswijk. Daarnaast verblijft ze met regelmaat bij het Huiskamerproject van Zuster Truus, ook een non van de genoemde congregatie. En ze vindt Priscilla terug, haar vriendin en steun en toeverlaat uit Zetten. Belangrijk is ook de kennismaking met Sevda, een jonge Turkse vrouw met vier kinderen, met wie Gem al gauw bevriend raakt. Aldus zijn er verschillende mensen bij wie ze terecht kan en die haar willen helpen bij het opbouwen van haar leven. Want dat laatste wil ze zeker, iets doen met haar leven, iets betekenen.
Voor de mensen om haar heen betekent ze ook zeker veel. Heel veel. Maar toch komt het leven zoals ze voor ogen heeft, niet van de grond. Ze is te zeer beschadigd en komt keer op keer in benarde situaties terecht. Een reis naar Paramaribo met Priscilla eindigt zelfs in de gevangenis vanwege drugssmokkel. Yvonne Keuls is er echter van overtuigd dat de twee in onschuld hebben gehandeld: ze dachten dat ze paaseitjes mee terug moesten nemen naar Nederland.
Tot overmaat van ramp wordt Gem ook nog ernstig ziek, longkanker. Al gauw blijkt dat het ongeneeslijk is. Gem beschouwt zich echter na een aantal behandelingen als genezen en gaat door met haar activiteiten. Tot het doek definitief valt. Haar afscheid is indrukwekkend, zoals haar leven dat was. Niet omdat ze grootse daden heeft verricht, maar omdat ze er wás, met al haar hebbelijk- en onhebbelijkheden.
Het verhaal over Gemmetje Victoria wordt gebracht als een roman, maar is gebaseerd op feiten. Zowel Gemmetje is echt, net als de mensen om haar heen, onder wie de ik-figuur in het boek, schrijfster Yvonne.
Veel zit tegen in het leven van Gemmetje. Desondanks straalt het boek levenskracht uit. Gem heeft altijd plannen en zoekt mogelijkheden die te realiseren. In die zin is het ook een positief boek, waaruit enige hoop kan worden geput. Overheersend is echter het machteloze gevoel waarmee de lezer achterblijft. Vrijwel dagelijks zijn er berichten in de media over het falen van de jeugdhulpverlening, over talloze schrijnende gevallen. Het is niet moeilijk om, net als Yvonne Keuls, vast te stellen dat er in al die jaren weinig is verbeterd voor mensen als Gemmetje Victoria. Hopelijk draagt haar levensverhaal bij aan een kentering. Boek bestellen!