Een debuutroman als een literaire mokerslag
Buiten de wereld – Karl Ove Knausgard – Vertaling: Marianne Molenaar – De Geus – 854 blz.
De gelauwerde Noorse auteur Karl Ove Knausgard (1968), debuteerde in 1998 met dit boek, Buiten de wereld. Het werk betekende zijn spectaculaire entree in de Noorse literatuur en de schrijver ontving hiervoor meteen de prestigieuze prijs van de literaire kritiek. Buiten de wereld is een zeer ambitieuze roman, Knausgard was 29 toen hij hij het schreef. Nu, na 22 jaar is het dan eindelijk in het Nederlands vertaald. De roman telt maar liefst 854 pagina’s waarin de schrijver zijn ziel en zaligheid blootlegt, filosofeert over het leven, literatuur, ethiek, moraal, identiteit en intermenselijke relaties. Dat klinkt als een moeilijk boek en dat is het soms ook, maar de grote kracht van deze auteur blijkt al in dit werk: een ongelooflijk scherp observatievermogen, meedogenloze eerlijkheid ten aanzien van zijn drijfveren, gevoelens, verlangens en zijn verhouding tot de ander.
Ik ben een fan van deze auteur: na de prachtige serie van zes romans uit de Mijn strijd-reeks, die ik verslond, las ik Het Amerika van de ziel, een verzameling boeiende en indringende essays en onlangs De morgenster, de meest recente, intrigerende roman van deze productieve schrijver.
Ik geef het meteen toe: de filosofische beschouwingen van Knausgard die hij je voorschotelt, zijn zo nu en dan wat taai. Van de lezer wordt veel aandacht en toewijding verwacht en dat heb ik er graag voor over. Knausgard is een auteur die, door zijn wijze van schrijven en vertellen, me altijd weer weet mee te nemen in zijn reële wereld, maar ook in zijn gedachten- en gevoelswereld.
Buiten de wereld gaat over de 26-jarige leraar Henrik Vankel die als invaller op een schootje werkt in een afgelegen dorpje in het noorden van Noorwegen. Hij voelt zich daar geĂŻsoleerd, vraagt zich voortdurend af wat anderen van hem denken en schaamt zich vaak voor zijn sociale onhandigheid en zijn lompe gedrag als hij te veel gedronken heeft. De jonge, knappe leraar is echter populair bij de tienermeisjes op school. Een van hen, de dertienjarige Miriam, wordt verliefd op hem en hij op haar.
“Voor het eerst sinds enkele maanden zat de gedachte aan Miriam me weer dwars. Die hele dag zweefde ze mijn gedachten in en uit. Ik zag haar gezicht voor me, haar ogen vol verwachting en blijdschap, ik dacht eraan hoe ze als laatste de deur uitging: haar ene hand om de riem van haar rugzak, met de andere duwt ze de deur open. En als ze zich naar me omdraait, begrijp ik dat ze mijn blik de hele tijd heeft gevoeld, dat ze wist dat ik haar met mijn ogen volgde en zich overeenkomstig bewoog, er een spel van makend, want behalve wij tweeĂ«n is er verder niemand, ik en zij, wier blikken elkaar een paar seconden raken, ze glimlacht naar me – en dan verdwijnt ze naar buiten”.
Na een wat uit de hand gelopen vrijpartij, gaat Henrik er vol gevoelens van schaamte van door, terug naar het zuiden. Hij besluit naar Kristiansand, te gaan, de stad waar hij het gymnasium bezocht en waar een vroegere schoolvriend woont. In dit tweede deel van het boek wordt via uitgebreide flashbacks ingezoomd op de levens van Harald en Ingrid, de ouders van Henrik. Via een beschrijving van beider karakters en gedrag, wordt impliciet gesuggereerd hoe het verleden doorwerkt in het heden. Harald blijkt een manipulatieve, wispelturige en soms agressieve persoonlijkheid te hebben. Ingrid is volgzamer en is onderdanig aan haar dominante man. Uiteindelijk gaat het stel uit elkaar en Henrik woont zijn gymnasiumtijd met zijn vader in Kristiansand. Het contact met zijn, inmiddels alcoholistische, vader is sporadisch en moeizaam. Zijn moeder en zijn broer Klaus, waarmee hij een goede verstandhouding heeft, wonen elders in het land. Henriks gedachten en bespiegelingen over dit verleden en zijn verwarrende omstandigheden in het hier en nu, worden door Knausgard op meeslepende wijze verwoord.:
“Ik kom overeind, leg het dekbed op het bed en strek mijn stijve ledematen uit terwijl ik bedenk dat ik in slaap moet zijn gevallen, een lichte slaap waar ik de hele nacht steeds weer uit wakker werd, een doezeling, een droom. Buiten is de lucht wit en zijn alle kleuren helder. Auto’s staan met scherpe contouren op het grijs gespikkelde asfalt geparkeerd. De takken van de bomen in de tuinen hangen er zwaar en onbeweeglijk bij, als in trance. Ik doe het raam dicht, neem een paar overhemden mee en ga naar de badkamer. Terwijl ik sta te wachten tot het water warm wordt, kijk ik naar mezelf in de spiegel. Probeer mijn gezicht van buiten te zien. Het lijkt zo beperkt, denk ik, het behelst zo weinig. Een paar glimlachen, een paar nuances van woede, verdriet, onverschilligheid”.
Voor wie het latere werk van Knausgard kent is het evident dat Buiten de wereld behoorlijk wat autobiografische elementen bevat. De vader van Henrik is duidelijk de vader van de auteur, Henrik is duidelijk zijn alter ego, en Knausgard ging op achttienjarige leeftijd naar het hoge Noorden om als leraar aan de slag te gaan.
Men zou kunnen zeggen dat Buiten de wereld zodoende een omvangrijke vingeroefening is voor Mijn strijd. Dat is een indrukwekkende reeks van zes. Dit is een al even indrukwekkend debuut!
Dick Huitema
Boek bestellen!