Erna Gianotten hinkt op twee gedachten
Mijn moeder Barbera – Erna Gianotten – Luitingh – Sijthof – 248 blz.
Op de achterflap van Mijn moeder Barbera, noemt de uitgever het boek ‘een sfeervolle roman’ die gaat over de zoektocht naar de echte Barbera, de moeder van Erna Gianotten. De schrijfster heeft lang(ruim twintig jaar) aangehikt tegen het schrijven van dit boek dat is gebaseerd op de tientallen dagboeken en brieven die haar moeder heeft nagelaten. Toen ze begon, scheen ze niet te weten wat ze wilde; het echte verhaal over haar moeder, of een geromantiseerd verhaal over een vrouw die op haar moeder lijkt. Al lezende krijg je het idee dat Gianotten heel dicht bij haar moeder blijft, maar om onduidelijke redenen op sommige punten is afgeweken van de echte.
Als romanfiguur vind ik haar moeder niet geschikt, namelijk niet interessant genoeg. Zelf zegt Gianotten over haar beweegredenen:’Het besluit om alle namen en enkele feiten iets te veranderen, was nodig om enige afstand te bewaren en om mijn moeders fantasierijke karakter recht te doen.’
Betekend het ‘fantasierijke karakter’ dat haar moeders dagboeken vol verzinsels staan of bedoelt ze iets anders? Als de schrijfster op zoek is gegaan naar de echte Barbera, waarom verhult ze dan bepaalde feiten? Mogen wij de echte Barbera niet kennen? Waarom de tientallen familiekiekjes middenin het boek met gefingeerde namen, behalve dan de laatste foto uit 1948 waar ze de echte namen ineens prijsgeeft? Foto’s horen toch niet in een roman? Overigens voegen ze weinig toe. Leuk voor de familie, maar voor de lezer oninteressant.
Na het begin van het boek waarin de laatste weken en de begrafenis van moeder worden beschreven, komt deel twee. In dit deel van het boek keert Gianotten terug naar de tijd tussen 1810 en 1926, een tijd waar ze weinig geschreven bronnen van zal hebben gehad. Ze zet de karakters en het tijdsbeeld aardig neer. Soms wel wat cliché, met de gereformeerde kerk en haar zwarte kijk op het bestaan en het stempel dat ze op de familie drukte, want ook al klopt dat wel, we hebben het al heel vaak gelezen.
In het begin dacht ik even, als ze maar niet te theatraal gaat doen, als ze schrijft over de onverwachte bos rozen die bezorgd is na de dood van haar moeder. Ze prikt zich aan een doorn en er valt een bloeddruppel op het kaartje met de initialen H.W.. Maar gelukkig houdt Gianotten zich verder redelijk in de hand. Toch staat er her en der wat prietpraat in het boek, zoals wanneer Barbera als vierjarige met haar oma gaat wandelen in het Oosterpark. ‘Ze keuvelen wat, stoppen bij elk bankje om een lieveheersbeestje te bekijken, regenwurmen te zien kronkelen of een mooie steen op te rapen.’ Bij élk bankje? Oma vertelt ook verhalen over ‘weilanden, koeien en échte paarden.’ Nou die echte paarden liepen er in 1912 nog genoeg in Amsterdam, dus van verhalen over paarden op het Groningse platteland zal Barbera niet opgekeken hebben.
Er gebeuren wel degelijk schokkende dingen in het leven van Barbera, zoals in het rampjaar 1943 als de oudste dochter en haar man tbc krijgen. Er gaat ook nog een kindje van drie maanden dood.
Jammer is dat Barbera tientallen dagboeken heeft nagelaten die ze voornamelijk heeft gevuld met familieperikelen en de dingen die buiten haar en het gezin gebeuren, weglaat. In de oorlog lijdt het gezin honger en is er gebrek aan brandstof, maar dat gold bijna voor iedereen. Verder lijkt die oorlog vooral buiten de familie om te gaan. Ja, het gezin krijgt een keer hulp van een Duitse officier die wat voedsel brengt en dan verzucht ze ‘dat er dus ook goede Duitsers bestaan’. Ook Gianotten plaatst het verhaal niet in historisch perspectief, zoals Geert Mak wel deed met De eeuw van mijn vader.
In de laatste jaren van haar leven duikt er in het leven van Barbera een geheimzinnige ‘minnaar’ op. In haar dagboeken schrijft ze daar weinig over. Hoewel Gianotten die geheimzinnige R.W.(van het kaartje aan de rozen na de dood van moeder) uit G. tot het eind toe geheim houdt, weet de oplettende lezer allang wie het is.
Geen overspel, geen moord, geen incest. Gianotten beschrijft een tamelijk doorsnee gezin met een moeder die slordig is, maar wel heel ‘gezellig’, want de kinderen mogen veel.
In dit genre zijn veel betere boeken geschreven zoals De eeuw van mijn vader van Geert Mak en Het zwijgen van Maria Zachea van Judith Koelemeijer. Een roman is Mijn moeder Barbera dus niet, maar een uitgebreid familieverhaal is het wel. Je kunt je als lezer een paar uur verkneukelen aan een groot gezin in het midden van de twintigste eeuw met al zijn sores, en voor oudere lezers is er het feest der herkenning van een tijd die voorbij is, maar die niet zo ‘gezellig’ was als sommigen ons willen doen geloven.
Pieter Feller