Mooie verhalen bij prachtige schilderijen

Het grote Rijksmuseum voorleesboek – 25 schrijvers – Rubinstein – 67 blz.

RijksmuseumVijfentwintig kinderboekenschrijvers uit Nederland en Vlaanderen hebben hun fantasie losgelaten op evenzoveel topstukken uit Het Rijksmuseum. Dat resulteerde in vijfentwintig grappige, serieuze, droevige, ontroerende en soms poëtische verhalen. Elk kind kan in het boek zijn eigen favoriete verhalen en schrijvers ontdekken en daarnaast, zonder dat dit er dik bovenop ligt, een lesje kunstgeschiedenis krijgen bij de schitterende schilderijen die in het boek zijn afgedrukt. Ook voor ouders en leerkrachten is het een fijn boek. Samen met de kinderen eens heel goed kijken naar een schilderij, want in een museum sta je er misschien een half minuutje voor, maar nu kun je elk detail in alle rust in je opzuigen.

1.Verstopt onder het ontbijtje door Jan Paul Schutten, bij Stilleven met kazen van Floris Claesz. van Dijck.
Vader van Dijck heeft de etenswaren keurig op de tafel gezet om ze later te kunnen schilderen, maar zoon Valentijn heeft honger en dorst en doet zich tegoed aan wijn en brood en heeft zich daarna verstopt onder de tafel. Hij is een beetje dronken en zit daar te hikken. Zal vader van Dijck nu boos op hem worden?

2.Rock-‘n-roll door Jacques Vriens, bij Het verstoorde pianospel van Willem Bartel van der Kooi.
Vriens laat het verhaal in deze tijd spelen. Renske speelt altijd een stukje Chopin op de piano op haar opa’s verjaardag, maar die vervelende Pjotr en Serge vinden daar niets aan en zitten dan te klieren. Opa is nu dement en als oma Renske heeft verteld dat ze vroeger met opa veel op rock-‘n’-roll dansten, gaat Renske geen Chopin spelen maar Rock around the clock en dan gebeurt er iets met opa waar niemand meer op gerekend had.

3.Het veertje door Ted van Lieshout, bij Het drijvend veertje van Melchior d’Hondecoeter.
De pelikaan op het schilderij, die aan slapeloosheid lijdt omdat hij zich veel zorgen maakt, ziet het veertje en vraagt zich af van wie het is. De andere vogels reageren kribbig. Niemand mist een veertje. De pelikaan vist het veertje uit het water, droogt het en legt het in zijn nest. Dan, voor het eerst sinds weken slaapt hij lekker. De volgende dag vindt hij weer een veertje en ook dat droogt hij en legt dat in zijn nest. Weer slaapt hij prima. Volgens de pelikaan nemen de veren zijn zorgen over. De volgende dagen vindt hij nog veel meer veren. Waar komen ze toch vandaan?

4.Een echte Bicker door Arend van Dam, bij Gerard Andriesz. Bicker heer van Engelenburg, drost van Muiden van Bartholomeus van der Helst.
Op het schilderij zien we een dikke, beetje arrogante jongen. Maar hoe was hij in werkelijkheid? Van Dam beschrijft de poseersessie waar zijn vader zich mee bemoeit. Rembrandt van Rijn had geen tijd en misschien ook geen zin, maar Van der Helst wel en Gerard is maar wat blij met het resultaat. Geen spoor van verlegenheid, geen druppel zweet.
“‘Een gezonde Hollandse jongen,’ zegt zijn moeder.
‘Precies,’ zegt zijn vader. ‘Een echte Bicker.’”

5.Lieve mama door Imme Dros, bij Brieflezende vrouw van Johannes Vermeer.
Johannes logeert bij zijn tante Ernestien, de zus van zijn moeder en haar man oom Theodoor. Hij schrijft in een brief aan zijn moeder dat hij het daar helemaal niet naar zijn zin heeft. Tante lijkt helemaal niet op haar, maar is iemand die argusogen heeft. Oom Theodoor legt uit waar de uitdrukking ‘argusogen’ vandaan komt, een stukje Griekse mythologie dus. Johannes krijgt er enge dromen van en wil zo snel mogelijk naar huis, naar zijn lieve moeder, die een verrassing voor hem in petto heeft. Welke? Dat kan een goede kijker op het schilderij meteen zien.

6.Wie zoet is door Vivian den Hollander, bij Het Sint-Nicolaasfeest van Jan Steen.
Dit verhaal gaat over Hendrik, het zoontje van de schilder dat moet poseren en net moet doen of hij huilt. Hij kan dat gevoel nog goed oproepen, want een week geleden toen het sinterklaasfeest werd gevierd, kreeg Hendrik een roe in zijn schoen, omdat hij een pestkop is. Nu heeft hij weer van de ontbijtkoek gesnoept en heeft een bruine veeg op zijn kraag. Hendrik is bepaald geen brave Hendrik!

7.Hoe overleeft… het melkmeisje door Francien Oomen, bij Het melkmeisje van Johannes Vermeer.
Dienstmeid Tanneke moet een paar uur model staan voor kunstschilder Vermeer, maar eigenlijk heeft ze er helemaal geen zin in en geen tijd voor. Er is nog zoveel in het huishouden te doen, de was moet van de bleek gehaald worden en bovendien heeft ze jeuk. Vermeer heeft nogal veel tijd nodig om zijn schets op het doek te zetten. Hij gebruikt er een camera obscura voor die zijn buurman Van Leeuwenhoek heeft uitgevonden. Als Tanneke het resultaat ziet, barst ze in lachen uit. Ze heeft er weinig vertrouwen in dat het een goed schilderij zal worden.

8.Het laagste laatje door Edward van de Vendel, bij Morgenrit langs het strand van Anton Mauve.
Het laagste laatje, de laagste sociale klasse, daar zijn de broers Pieter en Steven in geboren. Hun moeder Berta zegt: ‘Dit is hoe het is.’ Steven legt zich niet bij zijn lot neer. Hij wordt matroos, maar verdrinkt tijdens een storm. Stevens naam wordt steeds minder genoemd. Pieter groeit op en gaat op het landgoed van de Baron werken, waar zijn moeder ook werkt. Het liefst in de stallen, waar hij de paarden verzorgt en waar een hengst staat die hij Toren noemt. Toren blijkt een bijzonder paard. De paardenlippen schrijven woorden in zijn hand. Zijn het woorden die de toekomst voorspellen? Is er toch een mogelijkheid om uit het ‘laagste laatje’ te ontsnappen?

9.Koning dunne Daan door Marion van Coolwijk, bij Het Joodse bruidje van Rembrandt van Rijn.
Deze keer geen verhaal, maar een lang gedicht over koning Daan, die zoals de titel al aangeeft heel mager is.
“Alles aan zijn lichaam
was knokig en gespierd.
Ja, zelfs zijn lange haren
hingen in een dunne sliert.”
Deze magere koning gaat op zoek naar een leuke vrouw om mee te trouwen, maar een advertentie in alle kranten van het land levert geen resultaat op. Of toch? Eindelijk na weken wachten meldt zich een meisje, het is Sterre, handig met naald en draad en die maakt voor de koning een gewaad. Een prachtig gouden kleed en nu ziet hij er ineens prachtig breed en sterk uit. Een koning waar een land trots op kan zijn.

10.Toch vind ik kleine beestjes lief door Daan Remmerts de Vries, bij Traankokerij op Spitsbergen van Cornelis de Man.
Heintje is een walvis en kijkt met zijn moeder en de andere walvissen naar walvis Herman die op het strand gaat liggen en zijn jas laat uittrekken door ‘de kleine beestjes op het strand’. Heintje vindt die beestjes leuk en gaat ze eens van dichtbij bekijken. Als er eentje een stok naar hem gooit, die hem gelukkig mist, schrikt Heintje erg. Vlug zwemt hij terug naar zijn moeder. Ondanks dat vindt hij de kleine beestjes lief.
“‘Gaan we morgen weer kijken?’ vroeg Heintje.
‘Dat lijkt me leuk, lieverd,’ zei zijn moeder.
En vrolijk zwommen ze naar de open zee.”

11.Bil en Wil en het schilderij van Gil door Rindert Kromhout, bij Stilleven met gevogelte van Willem van Aalst.
Gil, de baas van het museum, is zo aardig om een schilderij weg te geven aan Bil en Wil. Op het schilderij zijn twee pas geslachte kippen te zien. Thuisgekomen gaan de twee bedenken waar ze het zullen ophangen, de keuken, de slaapkamer, de hal. Geen enkele ruimte is geschikt. Ze zitten danig met het schilderij in hun maag. Dan blijft er maar een ding over, want waar kan een beroemd en duur schilderij nou beter hangen?

12.Robin en Rembrandt door Margje en Sjoerd Kuyper, bij De Nachtwacht van Rembrandt van Rijn.
Robin, het bekende figuurtje van Sjoerd Kuyper, bezoekt met zijn opa het Rijksmuseum en samen dromen ze weg bij De Nachtwacht. In opa’s fantasie is het meisje met de kip op het schilderij oma en opa zelf is de jongen die een geweer afschiet. Als Robin heel goed naar het schilderij kijkt, lijkt het net of hij er ook in verdwijnt. Robin is de man het de grote helm op. Robin en opa gaan zo op in het schilderij dat ze de kruitdamp ruiken en het tromgeroffel en geschreeuw horen. Gelukkig gaan ze straks weer naar huis, waar oma iets lekkers heeft klaargemaakt.
“‘Ik denk kip,’ zegt Robin.
‘Ik denk het ook,’ zegt opa.”

13.Dichtbij ver weg door Joke van Leeuwen, bij Meisje in witte kimono van George Hendrik Breitner.
Het meisje op het schilderij is in het dagelijks leven hoedenverkoopster. Ze draagt nu een kimono die door Breitner in Nederland is gekocht. Hoogstwaarschijnlijk zal ze nooit in Japan komen, want ze komt zelfs de wijk niet uit. Gelukkig is ze gezegend met een grote fantasie. Het meisje is met haar gedachten allang niet meer bij Breitner en zijn schilderij. Ze droomt over uitvindingen die over honderd jaar het leven makkelijker zullen maken, maar ze droomt ook dat de kimono vleugels krijgt. Ze vliegt ermee over Afrika naar Japan. Ze verstaat zomaar Japans en daar in dat verre land struikelen de vrouwen almaar over de onhandige flappen van hun kimono’s en ze lachen..
“Ze lachen om zichzelf en om elkaar, een vrolijke lach is het, alsof kimono’s bedacht zijn om vrolijk van te worden.”

14.Een Eend-stuk door Mirjam Oldenhave, bij Witte eend met kiekens van Willem Maris.
Willem Maris is nog een jongen als hij in de klas een appel tekent. Meester is er echt weg van. Hij vindt de appel om op te eten. Maar als Willem zijn tekening aan zijn oudere broer Jacob laat zien, heeft die er geen goed woord voor over. Willem moet geen appel verzinnen, maar een echte tekenen. Willem is zo razend dat hij zijn tekening verfrommeld en in een hoek gooit. Dan tekent hij de prop met schaduwen en al na. Broer Jacob is nu tevreden. Als Willem op zoek gaat naar de echte appel, de laatste die aan de boom hing, is die eraf gevallen. Hij tekent een eend die toevallig in de buurt is. Hij wordt een specialist in het tekenen van eenden, maar de verkoop wil eerst niet erg vlotten. Mensen willen schilderijen met mensen erop. Maar op een dag verandert dat en verkoopt Willem Maris zijn eerste schilderij.

15.Heren van stand door Harmen van Straaten, bij Gezicht op de Gouden Bocht in de Herengracht vanuit het oosten van Gerrit Adriaensz. Berckheyde.
Een paar oudere heren, de bezitters van een majestueus pand aan de Herengracht klagen over het feit dat er bomen zullen worden geplant.
”En denkt u zich eens in. Waar moeten de wortels naartoe? Juist, u raadt het al. Onder de muren van onze prachtige grachtenpaleizen.”
Dat willen ze uiteraard niet en ze nemen zich voor om er alles aan te doen om het te voorkomen. Zonder succes, zoals later zou blijken.

16.De kettinghond door Bibi Dumon Tak, bij De bedreigde zwaan van Jan Asselijn.
Krul de kettinghond moet het erf vrijhouden van binnendringers, hij raakt gefascineerd door een prachtige witte zwaan. Het dier eet weliswaar het graan van de kippen op, maar Krul doet niets. Als de wind wat losse witte veertjes van de zwaan het erf opblaast, bewaart Krul ze in zijn hok. In de winter verdwijnt de zwaan, maar Krul denkt vaak aan haar. Als ze na de winter terugkeert, wil Krul maar één ding, bij haar zijn. Hij springt het water in en zwemt naar haar toe. Zij denkt dat hij haar bedreigt, maar Krul weet haar te overtuigen dat hij haar alleen maar wil beschermen. Hij mag blijven en waakt over de zwanen en het nest met de eieren. Zijn hok op het erf ziet hij nooit meer terug.

17.Ik wou dat ik Jan Steen was door Fred Diks, bij Het vrolijke huisgezin van Jan Steen.
Meester Bas is met zijn klas op weg naar het Rijksmuseum. Hij strooit met gezegdes waar de kinderen geen touw aan vast kunnen knopen. In het museum vertelt meester Bas dat vindt dat hij op Jan Steen lijkt. Niet dat hij zo goed kan schilderen, helemaal niet, maar hij is net zo dol op gezegdes als Jan.

18.De storm door Joke Reijnders, bij een altaarstuk in twee luiken met de Sint-Elisabethsvloed van november 1421.
De ik-persoon, een jong meisje, ligt op haar stromatras. Buiten huilt de storm om het huis. Als vader thuiskomt moet het hele gezin snel in het klaarliggende bootje, want het land wordt overstroomd door de Sint-Elisabethvloed. Hun stadje Wieldrecht verdwijnt voorgoed in de golven. Na een spannende tocht bereiken ze gelukkig veilig Dordrecht, berooid, maar nog in leven.

19.Het bezoek door Kaat Vrancken, bij Het geschenk van de jager door Gabriël Metsu.
Het verhaal gaat over de twee honden op het schilderij. Het schoothondje Freule dat in het huis woont en de hond Bor die met zijn baas op bezoek komt bij de bazin van Freule. Freule is een frisgewassen beestje en Bor de ruige, stinkende onder de luizen, vlooien en teken zittende jachthond. Nogal een standsverschil en Freule laat dat duidelijk merken. Bor doet veel om haar te plezieren, maar Freule heeft alleen maar eisen. Als de twee buiten in de tuin zijn, horen ze dat hun baasjes het goed met elkaar kunnen vinden. Freule bindt een beetje in als ze denkt dat Bor bij hen komt wonen, maar zij stelt wel de voorwaarden. Bor denkt net als zijn baasje maar aan één ding. ‘Weledele mejuffer Freule,’ blaft hij plechtig. ‘Ik ben geheel de uwe. Maar… wanneer mag ik ú eindelijk eens besnuffelen?’

20.Meisje in het blauw door Hans Hagen, bij Portret van een meisje in het blauw door Johannes Cornelisz. Verspronck
Jubelientje, het bekende character van Hans Hagen, is met haar oma in het museum. Bij elk schilderij bedenken ze een naam. Als ze in de zaal komen waar het ‘Portret van een meisje in het blauw’ hangt, komt ze erachter dat de ogen van het meisje haar overal volgen. Zelfs als oma en Jubelientje ver uit elkaar gaan staan, lijkt het alsof het meisje hen allebei aankijkt. Jubelientje schrikt als de zaalwacht haar maant om bij het schilderij uit de buurt te krijgen. Vlug verlaten oma en zij de zaal, maar ze zijn helemaal vergeten een naam bij het schilderij te bedenken…

21.Ezeltje rijden door Pieter Feller, bij Ezeltje rijden langs het strand van Isaac Israëls.
Donkie, Grijsje en Luna, de drie ezels op het schilderij proberen in hetzelfde tempo over het strand te sjokken. Als het niet goed gaat krijgen ze een tik van Jan de ezelsjongen. Een van de meisjes laat het woord Egypte vallen en dan moet Grijsje denken aan een verhaal dat in zijn familie de ronde doet. Een verre voorvader heeft ooit Maria, de moeder van Jezus, op zijn rug gehad. Donkie de jongste doet er wat lacherig over, vooral als Grijsje vertelt dat Jezus beroemd is en over water kon lopen. Maar als Luna fantaseert over de zingende zee en de dansende duinen, droomt Donkie weg.
“Donkie voelde zich zo innig tevreden dat het leek of zijn hoefjes over het strand zweefden. Ineens leek hem dat verhaal van Jezus niet meer zo onwaarschijnlijk. Misschien zou ik nu wel over water kunnen lopen, dacht hij.”

22.Schoon door Sylvia Vanden Heede, bij Moedertaak van Pieter de Hooch
“Het huis ruikt naar zeep. De vloer is nog nat. De plavuizen glimmen.”
Nel ligt in de bedstee, ze moet nodig plassen, maar waar is moeder? Ze mag de natte vloer niet op. Die moet eerst drogen. Ze houdt haar plas zo lang op dat ze het niet meer houdt. Moeder vergeeft het haar. Nel legt haar hoofd in de schoot van moeder.
“‘Het huis is netjes, nu je hoofd nog,’ zegt moeder. Ze vangt de luizen met een kam. Boef zit midden in de kamer en gaapt. De zon schijnt op de schone, droge vloer. En alles ruikt naar zeep.”

23.Blijf van het ijs door Marjolijn Hof, bij Winterlandschap met schaatsers van Hendrik Avercamp.
Een kind wil dolgraag het ijs op, maar ze is nogal een brokkenpiloot. Moeder heeft vingers tekort om al haar ongelukken en ongelukjes te tellen. Maar Hond is weg en die moet gevonden worden voordat hij in een wak kukelt. Moeder probeert het nog door te waarschuwen voor ‘Harg de benenbijter’ die onder het ijs ligt en niets vermoedende schaatsers grijpt als ze langs een wak rijden. Maar het kind laat zich niet afschrikken. Ze neemt het zweepje van haar tol mee om Harg weg te slaan. Dan gaat ze op zoek naar Hond.

24.Jakkeren door Thijs Goverde, bij De Gele Rijders van George Hendrik Breitner.
Een gepensioneerde kolonel staat voor het raam en denkt terug aan zijn jonge jaren in het leger, toen hij gelukkig was bij De Gele Rijders, het beste corps van het hele leger. Het was een prachtige tijd met zijn kameraden en de paarden. Nu is hij oud en wacht op de dood. De dood staat ineens achter hem.
“De kolonel keek hem geringschattend aan. Dáár had ik je niet verwacht. Achter me. Van achteren aanvallen is voor lafaards.’
De dood verontschuldigt zich nog en de kolonel wil weten waar hij terecht komt, de hemel of de hel. Waar kan hij weer lekker jakkeren met de paarden en zijn kameraden? Het wordt een heel gepuzzel en de dood ziet maar een mogelijkheid. Hij moet het schilderij van Breitner in en dat gebeurt. Nu kan de kolonel voor eeuwig jakkeren.

25.Dag opoe door Koos Meinderts, bij Het gebed zonder end van Nicolaes Maes.
Het schilderij doet een jongen van negen denken aan zijn overgrootmoeder van 97 jaar. Zij bidt ook vaak, maar dan wel met gevouwen handen. Ze heeft een groot verdriet. Jan, haar oudste kind is uit een hoge schoorsteenpijp gevallen toen hij naar de zee wilde kijken en was toen op slag dood. Ze verlangt naar het jochie.
Haar achterkleinzoon wil haar nog graag iets vragen voor ze doodgaat.
“‘Wat denkt u, opoe, heeft Jan de zee gezien?’”

De opdracht aan de schrijvers was: Maak een verhaal bij wat je op het schilderij ziet of misschien juist wel niet ziet. Het moest niet over de schilder gaan of hoe het schilderij gemaakt was. Niet alle schrijvers hebben zich aan die opdracht gehouden. Dat wil niet zeggen dat daar minder goede verhalen uit zijn voortgekomen.
De vijf mooiste en meest fantasierijke verhalen vind ik, in willekeurige volgorde; Het veertje van Ted van Lieshout, Het laagste laatje van Edward van de Vendel, Dichtbij ver weg van Joke van Leeuwen, De kettinghond van Bibi Dumon Tak en Het bezoek van Kaat Vrancken en die verhalen voldoen (toevallig?) aan het criterium van de opdrachtgever.

Pieter Feller

Andere recensies

Wij van de Ripetta – Tomas Lieske – Querido – 231 blz. In deze roman laat Lieske de Engelse schrijver en toneelspeler William Shakespeare naar Rome reizen. In werkelijkheid is hij daar nooit geweest, maar het levert een verrassend boek op als Shakespeare daar...
Lees verder Categorie: Literatuur, Roman
| Reageer!
Het jaar van Bonk – Tiny Fisscher – Illustraties: Sophie Pluim – Volt – 314 blz. Wanneer Finn de nieuwe buurt vanuit een kastanjeboom door zijn verrekijker verkent, wordt hij ruw verstoord door Zwaan die het niets vindt om bespied te worden door een...
Lees verder Categorie: Boek van de week, Kinderboeken
| Reageer!
Mijn boek vol slimme weetjes over dieren – Mathilda Masters & Kass VanderSande – Lannoo – 120 blz. Voor kinderen vanaf zes jaar is dit een heerlijk boek om antwoord te krijgen op vragen over de meest uiteenlopende dieren. Het is verdeeld in vijf...
Lees verder Categorie: Dieren & Natuur, Kinderboeken
| Reageer!