Afzender: Heere Heeresma
Bleib gesund! Brieven. – Heere Heeresma – Ingeleid en samengesteld door Hein Aalders, met een voorwoord van Anton de Goede – Arbeiderspers – 446 blz.
Op 25 juni 1975 schreef Heere Heeresma vanuit zijn huis in de Ardèche een brief aan de uitgever Bert Bakker. Na een korte terechtwijzing aan het adres van de uitgever over diens besluiteloosheid lezen we daarin de volgende passage: ’[…] maar ten eerste heb ik zo mijn eigen tempo en in de 2e plaats ben jij zowel als ik ronduit gebaat bij een snelle konkretisering van onze voornemens i.v.m. herdrukken en nieuw werk. Jij weet dan waaraan je toe bent en kan dan rustig je plannen met mijn boeken ontplooien, en ik kan […] mij volledig konsentreren op het werk dat ik voor je onder handen heb’. Dit lijkt een vrij normale correspondentie tussen een auteur en zijn uitgever, maar in Bleib gesund!, de zojuist verschenen bloemlezing uit de brieven van Heeresma, zijn opvallend veel van dergelijke brieven te vinden. Ze tonen een auteur die voortdurend op zoek is naar betere uitgeefdeals, die met zijn oeuvre leurt als ware het pure handelswaar.
Nu was het oeuvre van Heeresma halverwege de jaren zeventig misschien ook wel het spreekwoordelijke goudmijntje. Met zijn vroege poëzie had hij geen succes geboekt, maar een handvol romans en bundels met korte verhalen die hij vanaf 1962 publiceerde werden mateloos populair: Een dagje naar het strand (1962), Geef die mok eens door, Jet! (1968), Han de Wit gaat in ontwikkelingshulp (1972) en Zwaarmoedige verhalen voor bij de centrale verwarming (1973) beleefden herdruk na herdruk, werden vertaald en in enkele gevallen ook verfilmd. Daarna viel de productie een beetje stil, belangrijk nieuw werk bleef uit. Heeresma was dus wel gedwongen bij steeds andere uitgevers naar geld te zoeken, waarbij hij ze zijn oude successen én nieuw werk dat ‘in de maak was’ als lokkertjes voorhield. Het lukte hem meer dan eens om grote voorschotten los te krijgen. Hij ontving die het liefst in contanten, cash in het handje zogezegd, want hij hield zich bij voorkeur verre van officiële instanties. De belastingdienst, bijvoorbeeld.
Enigszins onaangepast was Heeresma wel. Dat hij geen belasting wilde betalen, is daar maar één aspect van. Dat weigerde hij trouwens niet uitsluitend om financiële redenen. Hij wilde ook gewoon niet met zijn hele handel en wandel bij de overheid geregistreerd staan. Om dezelfde reden zag hij lange tijd af van een telefoonaansluiting. En gebruik van het internet was natuurlijk volstrekt ondenkbaar. Maar per brief was hij uitstekend bereikbaar. In zijn boeken liet hij altijd zijn postbusnummer in Amsterdam vermelden – 10579 – en die bus leegde hij eens in de week. Brieven van lezers werden, als hij daar tijd voor had, steevast beantwoord.
Hij trok soms opmerkelijke consequenties uit zijn teruggetrokken manier van leven. In een brief van 9 augustus 1984 aan Ischa Meijer luidt het: ‘Lieve Iesj! Helaas, te laat dus tevergeefs. Tien, pakweg, zeven jaar geleden zou ik nog op je uitnodiging voor een interview in Vrij Nederland ingegaan zijn maar nu is het inmiddels zoals ik eerder tegen Adriaan van Dis mocht getuigen: “Wat zal ik in uw speelkwartier? Geef mij daarvoor één goede reden”. Want, nietwaar, voor mijn oeuvre behoef ik het niet meer te doen. Dat bestaat inmiddels, gelijk een perpetuum mobile, om zichzelfs wille. En de lust die zovelen onder ons weer aanzet tot een persoonlijke manifestatie in pers en omstreken, nâh, is me wezensvreemd’. Ik ben benieuwd wat zijn uitgever daarvan vond.
Naarmate hij ouder werd raakte Heeresma meer geïnteresseerd in geloofszaken. Dat had hij van huis al meegekregen, zijn in de oorlog gestorven vader was godsdienstleraar. Hein Aalders heeft voor zijn ruime selectie ook brieven over dat onderwerp opgenomen. Dat is even vreemd om te lezen – het is een Heeresma die je niet kent. Dat geldt ook voor andere persoonlijke zaken. Waar hij in de brieven aan vakgenoten en uitgevers vaak zijn gebruikelijke houding aanneemt – resoluut, formulerend vanuit ingenomen standpunten, speels uitdagend, soms kort door de bocht, woordgrapjes – daar liggen de zaken in zijn privéleven gevoeliger, genuanceerder.
Gerard Reve kondigde jarenlang zijn ultieme boek aan, zonder haast te maken dat ook daadwerkelijk te schrijven. Dat was Het boek van het violet en de dood. Ook Heeresma heeft decennialang zo’n droomboek gehad: Kaddisj voor een buurt. Dat zou moeten gaan over zijn jeugd in Amsterdam-Zuid, waar hij in 1932 werd geboren en waar hij veel van zijn Joodse vriendjes en kennissen in de oorlog weggevoerd zag worden. Dat boek kwam er uiteindelijk in 2005, onder de titel Een jongen uit plan zuid. Het bleek een aangename verrassing. De vroege Heeresma van de ironische, komische maar soms ook wat melige romans en verhalen bleek te hebben plaatsgemaakt voor een auteur die volgens een van de recensies ‘indringend verhaalt […] over onze geschiedenis die ook de zijne is: onnavolgbaar, met een taalvirtuositeit die de lezer van de eerste regel af aan bij de strot grijpt’. […] Er zitten diepe lessen in dit ontroerende juweeltje van Heere Heeresma’. Deze late waardering, op een moment dat vrijwel niemand meer iets van hem had verwacht, deed Heeresma goed. Een fotokopie van de hier geciteerde recensie stuurde hij trots aan vrienden. Met erbij de mededeling dat hij ervan ‘ondersteboven was gegaan’.
Heeresma had als auteur een heel uitgesproken, uiterst persoonlijke toon. Hij was altijd zichzelf, zou je kunnen zeggen. Zelfs als hij iets speelde, dan nog was het meestal een aangezette, gecultiveerde versie van zichzelf. Uit de brieven in Bleib gesund! komt hij naar voren als een energieke man, een optimist, een levensgenieter. De jonge Heeresma was op een gegeven moment niet meer welkom in de Haagse Bodega De Posthoorn, waar hij in dronken toestand bitterballen tegen de schilderijen kwakte. De oude Heeresma reed in Hilversum in zijn scootmobiel naar de plaatselijke supermarkt om er ingeblikt voedsel te kopen. En vond dat hij maar bofte, dat het met hem wel erger gesteld had kunnen zijn. Met zijn relativerend vermogen was niets mis.