Joodse dieren moesten dood
Dieren in het derde rijk – Jan Mohnhaupt – Vertaling Jeske Nelissen en Ronnie Boley – Hollands Diep – 250 blz.
Is nou nog niet alles gezegd en geschreven over Hitler en het Derde Rijk? Kennelijk niet, want Jan Mohnhaupt heeft een aspect ontdekt waar nog weinig over gepubliceerd was. Hoe verging het de dieren in het Derde Rijk? In zes grote hoofdstukken, een proloog en een epiloog, aangevuld met een zeer uitgebreid bronnen- en notenregister, behandelt Mohnhaupt verschillende diersoorten. Hij begint met het verhaal van de Zoölogische Garten Buchenwald., een kleine dierentuin bij het concentratiekamp in 1938 gebouwd door de bewoners ervan. Gevangenen mochten de dieren, waaronder beren, verzorgen maar als een dier gewond raakte werd de verzorger ervoor aansprakelijk gesteld en zwaar gestraft. Toch was het een gewilde baan om dierenverzorger te worden, want er viel dan altijd wat extra eten achterover te drukken.
Karl Koch, de kampcommandant wilde niet dat de dieren gepest werden en verbood per dienstbevel iedere vorm van voeren en plagen. ‘Karl Kochs zorg om het welzijn van de dieren in zijn dierentuin zou al te gemakkelijk zijn af te doen als een verontrustende anekdote, zonder verdere betekenis, als ze geen onderdeel was van het systematisch opschuiven van grenzen, waardoor geselecteerde dieren Herrentiere werden en mensen welbewust tot Menschentiere en Untermenschen werden gedegradeerd.’
Mohnhaupt kiest ervoor om in elk hoofdstuk een persoon centraal te stellen en aan de hand daarvan de geschiedenis van de dieren te vertellen. Soms is dat een verzonnen personage zoals in het hoofdstuk ‘De ontpopping’ dat gaat over het kweken van de zijderups. Hier heeft de schrijver gekozen voor ene Hans. ‘Geen opvallende Duitse jongen, een doodgewone juist.’ Vast geen toevallig gekozen naam, want Mohnhaupt draagt het boek op aan zijn grootvaders die beiden Hans heten.
Wat heeft het kweken van zijderupsen te maken met Het Derde Rijk en de Tweede Wereldoorlog? Het maken van kunststoffen stond nog in de kinderschoenen en dus werden parachutes gemaakt van zijde. Overal waar maar enigszins plaats was, in klaslokalen, in schuurtjes, op zolders, werden bakken neergezet waar zijderupsen werden gevoed met moerbeibladeren tot ze verpopten. De cocons werden verzameld en tot zijde verwerkt. Wie zijderupsen hield, was een goede vaderlander, iemand die de strijd van Duitsland ondersteunde.
Hoe voed je een heel volk tijdens een oorlog, terwijl de aanvoer van buitenaf stagneert? Dan moet ervoor gezorgd worden dat de voedselvoorziening uit het land zelf komt. Zoals bekend was Adolf Hitler vegetariër en als het aan hem had gelegen, dan zou het hele Duitse volk dat worden. Hij zag echter wel in dat dit geen haalbare kaart zou zijn. Duitsers zijn en waren echte vleeseters. Neem het Duitse volk zijn worsten af en je hebt een opstand. Dus repte Hitler hier in het openbaar nooit over. Met lede ogen moest hij toezien dat het fokken van varkens door zijn landbouwminister flink werd opgeschroefd. Destijds hielden veel huishoudens een varken in een hok dat aan het eind van het jaar geslacht werd en dat voor een heel jaar vlees zorgde. Die thuisvarkens werden voornamelijk gevoed met etensresten van het huishouden. Thuis slachten werd door de Nazi’s verboden, want het vlees moest eerlijk verdeeld worden. Wel werd er een actie op touw gezet om keukenafval te gebruiken voor de varkens. Onder het motto ‘Vecht tegen verkwisting’ werden bordjes in de vorm van een varkentje onder de bevolking verspreid waarop precies stond welk afval kon worden verzameld. Het succes was verwaarloosbaar. Tijdens de oorlog was er bijna geen afval. De mensen aten alles wat maar enigszins eetbaar was.
Een belangrijk onderdeel van het voedingspakket waren aardappelen. Helaas werd de oogst vaak bedreigd door een vervelend insect dat uit Amerika was overgewaaid, de coloradokever. De coloradokever heeft dekschilden, die zwartgeel gestreept zijn. Hij voedt zich uitsluitend met bladeren en bloemen van planten uit de nachtschadefamilie, waartoe de aardappelen behoren. Hele schoolklassen werden het veld in gestuurd om de beestjes op te sporen en te vernietigen. Het succes daarvan was gering, dus uiteindelijk werden chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt. Er is ook overwogen om de coloradokever in te zetten als een soort biologische oorlogsvoering. Men wilde vliegtuigen coloradokevers laten uitstrooien boven Frankrijk en Engeland, maar daar is het uiteindelijk niet van gekomen.
Een schrijver van dierensprookjes die gepubliceerd werden in Nazitijdschriften, Will Vesper, was een fervent kattenhater en kattenjager. ‘Het zijn zuivere stadsdieren – boosaardig, vals en asociaal, kortom ‘de Joden onder de dieren’.’
Er kwam al snel een verordening dat Joden geen huisdieren meer mochten houden. De dieren konden ook niet naar andere gezinnen gaan, omdat het ‘Joodse dieren’ zouden zijn. Joodse dieren moesten dood. Daar waren twee redenen voor. De eerste was dat de dieren voedsel aten dat beter voor Duitse dieren gebruikt kon worden. De tweede reden was dat de Nazi’s wisten dat alle Joden zouden worden afgevoerd naar kampen en ze geen zwerfdieren wilden. De kater van het echtpaar Eva (componiste) en Victor Klemperer (wetenschapper) heette Muschel. Eva was Arisch en dat feit heeft Victor lange tijd beschermd, maar hun kater Musschel moest toch dood. Twee jaar lang wisten ze het diertje verborgen te houden. Werd het ontdekt dan stond daar uiteraard een zware straf op. Eva brengt Musschel uiteindelijk zelf naar een bevriende dierenarts. Ze streelt hem en stelt hem gerust, terwijl de dierenarts hem blauwzuur injecteert. Ze blijft bij hem tot hij niet meer beweegt. Het verdriet van de Klemperers is groot.
Met dit verhaal brengt Mohnhaupt het leed van de mensen en dieren zeer dichtbij. Er zijn nog hoofdstukken over jachtmeester Herman Göring die het niet kon verkroppen als tijdens de jacht iemand anders een groter edelhert schoot dan hij. Adolf Hitler en zijn voorkeur voor Duitse herdershonden, waar al vaker over geschreven is, komt ook nog langs. Tenslotte treurige verhalen over het lot van de paarden die werden gebruikt in de oorlog. In propagandafilms werd het Duitse leger afgeschilderd als hypermodern en gemotoriseerd, maar in werkelijkheid was het vaak afhankelijk van echte paardenkracht. De paarden werden bijvoorbeeld ingezet om materieel door drassige gebieden te trekken tijdens de oorlog tegen de Russen. Als ze gesneuveld waren, dienden ze als voer. Toen de Duitsers de Krim moesten opgeven, wilden ze hun paarden daar niet levend achterlaten. 30.000 paarden werden afgeschoten, soms met mitrailleurs en van een klif in zee geduwd.
Dieren in het Derde Rijk is een veelzijdig en indrukwekkend boek en weer eens een waarschuwing, omdat het laat zien waar fascisten toe in staat zijn. Boek bestellen!