Uitvoerige ode aan boom en bos
Bomen en bossen – Ton Lemaire – Ambo Anthos – 328 blz.
Bomen staan vandaag volop in de belangstelling. Ze vormen een van de wapens waarmee we de klimaatverandering kunnen aanpakken doordat ze koolstofdioxide opslaan. Tegelijk gaan ze de erosie en de verwoestijning van de aarde tegen. Naast het belang van deze ‘ecodiensten’ toont antropoloog en cultureel filosoof Ton Lemaire (°1941) aan dat bomen en bossen de mens al altijd hebben gefascineerd.
De auteur is niet aan zijn proefstuk toe. In het verleden publiceerde Ton Lemaire meer dan twintig boeken over de omgang van de mens met de natuur vanuit cultuurhistorisch oogpunt. In dit – zoals hij zelf aanhaalt – vermoedelijk laatste boek bundelt hij een aantal essays in zeven verschillende hoofdstukken.
Bomen namen bij heel wat volkeren een heilige plaats in. In Noordwest-Griekenland bevond zich in Dodona een orakel waar de toekomst werd voorspeld door het ruisen van de bladeren van een eik die aan de oppergod Zeus was toegewijd. In onze streken sneden de Keltische druïden de maretak met een gouden sikkel uit de eiken. Lemaire wijst erop dat met het jodendom en later het christendom een ontgoddelijking van de natuur optrad. Het goddelijke maakte zich los van de vervlechting met de waarneembare natuur door steeds meer pure geest te worden. Christelijke missionarissen probeerden de boomcultus uit te roeien door de heidense heilige bomen om te hakken. Maar een vernuftigere strategie bestond erin om de boomcultus te kerstenen door er een christelijke wending aan te geven bijvoorbeeld door een Mariabeeldje aan de stam op te hangen.
In de menselijke cultuurgeschiedenis ontwikkelde zich in de negentiende eeuw een zekere dubbelheid in de maatschappij die ook van toepassing was op de ervaring van bomen. Enerzijds hebben bomen al van oudsher een economische betekenis als leverancier van hout voor bijvoorbeeld brandstof, huizen en muziekinstrumenten. Anderzijds kan men ook getroffen worden door bomen: de mens kan zich aangesproken voelen door hun vorm of door de sfeer die ze oproepen wat een weerslag kan krijgen in poëzie, schilderkunst of spiritualiteit. Om objectief te zijn moet dit subjectieve gevoel worden opgeschort. Maar de zaken liggen ingewikkelder toont Lemaire aan. De ecologische bewustwording gekoppeld aan bepaalde oosterse tradities zoals de Chinese feng shui doet de mens inzien dat we deel uitmaken van een totaliteit waarin alle levende wezens één gigantisch en uiterst complex systeem vormt waarin elke verandering en elke ingreep gevolgen heeft voor het geheel.
Bomen en bossen hebben een belangrijke rol gespeeld in de kunst denk bijvoorbeeld aan de olijfbomen van van Gogh. Velden en bossen vormden in de schilderkunst in de vijftiende eeuw slechts een achtergrond. Maar geleidelijk deed zich een culturele verheffing voor waarbij de kunstenaar het landschap als een volwaardig onderwerp behandelde en de sfeer trachtte op te roepen van bomen of bossen. Dichters verwoordden hun poëtische klachten bij het vellen van oude en eerbiedwaardige bomen. Guido Gezelle: ‘Verschgevelde abeelenboomen liggen langs de grachten heen; die den ouden zandweg zoomen, hoofd en armen afgesneên. (…) ’t Deert mij zoo!’
In de uitgestrekte bossen ervaarde de mens zijn eigen ‘kleinheid’. Het waren mysterieuze, betoverende en de verbeelding prikkelende plaatsen die aanleiding gaven tot allerlei verhalen en wezens in de volkstraditie zoals kabouters, faunen, nimfen en elfen. Vooral in Duitsland heerste een echte woudgezindheid. De Duitse filosoof Heidegger (1889 – 1976) gebruikte het begrip Lichtung als metafoor voor de waarheid. De waarheid manifesteert zich zoals een open plek in een dicht bos oplicht.
Ton Lemaire haalt ook heel wat ecologische aspecten aan zoals de huidige problematiek van ontbossing van het tropisch regenwoud in landen zoals Brazilië. De auteur wijst er op dat in de menselijke geschiedenis zich overal ter wereld fluctuaties in het bosarsenaal hebben voorgedaan. Toen de mens in het Nabije Oosten aan landbouw ging doen resulteerde dit in een sterke ontbossing voor de velden en landerijen. Ook de opkomende steden hadden heel wat hout nodig voor het koken, de constructie van gebouwen en keramiek- en metaalovens. Dit alles heeft ertoe geleid dat het Nabije Oosten een halfwoestijn is geworden terwijl vroeger dicht gemengd bos groeide in deze streek. De auteur wijst echter ook op een aantal ambitieuze herbebossingsprojecten waaronder de Grote Groene Muur in de Sahelregio.
Ton Lemaire sluit het boek af met een bespreking van een aantal specifieke boomsoorten van bij ons of van exotische oorsprong zoals de appelboom, de hazelaar en de olijfboom. Hij combineert hierbij cultuurhistorische aspecten met botanische weetjes.
Lemaire hanteert een laagdrempelige schrijfstijl waarbij hij ruim de tijd neemt om dingen rustig uit te leggen en af en toe zaken recapituleert. Het boek is een bloemlezing uit de vele facetten die verband houden met bomen en bossen zonder echt in de diepte te gaan of de volledigheid na te streven. De essays die gaan over bomen en bossen in de kunst bijvoorbeeld bestrijken slechts een klein gedeelte van de kunstgeschiedenis. Het boek is geïllustreerd met twee katernen met in totaal 44 kleurafbeeldingen. De tekst is voorzien van noten die achter in het boek worden verklaard. Een literatuurlijst, personenregister en register van boomsoorten, bossen en wouden zijn daar eveneens terug te vinden.
Bomen en bossen is een prachtige ode aan bomen en bossen met een stevig pleidooi voor hun rol in een gezonde aarde en bijgevolg ook in een gezonde mens(heid).
Kris Muylle
Boek bestellen!