Zoektocht naar de herkomst van een linkerbeen
Het been in de IJssel – Joris van Casteren – Prometheus – 258 blz.
Vaak staat er op de achterflap van een boek een nogal opgeblazen tekst, in elkaar gezet door een redacteur van de uitgeverij, die probeert mensen te overtuigen het boek te kopen. De achterflaptekst van Het been in de IJssel klopt bijna helemaal. Want de bewering dat Van Casteren ‘de nieuwsgierigste schrijver van Nederland’ is, lijkt me wel wat overdreven en is ook lastig aan te tonen. Dat hij een nieuwsgierige en vasthoudende schrijver is, dat staat vast.
In de zomer van 2005 ontdekt een visser in de IJssel een been. Uiteraard pikken de media het op en Van Casteren leest het bericht over het been in de krant. Hij raakt erdoor gefascineerd en zet zich aan een zoektocht, die eerst al heel snel vast lijkt te lopen, maar later door nieuwe ontdekkingen alsnog wordt vlot getrokken.
DNA-onderzoek wijst uit dat het been heeft toebehoord aan een Duitse man van 38 jaar in die 2005 spoorloos verdween in Düsseldorf. Dat de man, Stephan Hensel, werkte voor de firma Secamur die reddingsvesten verkocht, maakt het hele geval nog pikanter. Van Casteren duikt in het leven van Hensel en probeert te achterhalen wat voor man het was en wat er in 2005 met hem gebeurd is. Ogenschijnlijk was Hensel een gelukkig man, iedereen mocht hem, en had hij een baan waar hij zich thuis in voelde. Maar Van Casteren ontdekt dat Hensel een duistere kant had, een kant met drank, drugs en hoeren. Is er sprake van een moord, is het zelfmoord geweest of een ongeluk?
Van Casteren mag het Duitse dossier over Hensel inzien en daarin is te lezen wat hij de laatste dagen voor zijn dood heeft gedaan. Na een telefoontje is hij zich vreemd gaan gedragen. Hij was in Düsseldorf om op een grote watersportbeurs, samen met collega’s, zwemvesten te verkopen. Waarom liet hij hen zomaar in de steek?
Van Casteren zoekt contact met de ouders van Stephan Hensel, maar die willen niets weten van het been.
‘Meneer en mevrouw Hensel hoeven het been van hun zoon niet. De botten met calcium, de oerstof die we allemaal bezitten en waaruit ook de sterren bestaan, mogen van hen met het vuilnis mee.’
Van Casteren bezoekt jeugdvrienden, vriendinnen, zijn oude lagere school en zijn voetbalclub, waar hij te weten komt dat Hensel een mooie vrije trap in zijn linkerbeen had. De schrijver maakt aan het eind van het verhaal een pelgrimage te voet van de begraafplaats van het been in Wijhe naar de vermoedelijke plek waar Hensel te water raakte. Onderweg krijgt hij last van voeten en benen en iemand waarschuwt hem ervoor dat hij moet uitkijken dat hij zelf geen been kwijtraakt.
Het boek is een onderhoudend journalistiek verslag dat leest als een spannende detective. Heerlijk om van Casterens naspeuringen te volgen. Er blijkt ook weer eens dat de werkelijkheid vaak vreemder is dan fictieschrijvers kunnen bedenken.
Pieter Feller