Schaamte en trots
De leeuw en zijn hemd – Nelleke Noordervliet – CPNB – 63 blz.
In de proloog van De leeuw en zijn hemd vertelt Nelleke Noordervliet over de gemengde gevoelens die ze heeft als ze in het buitenland wordt herkend als Nederlandse. Het liefst blijft ze ver van andere Nederlandse toeristen, hoewel die zich niet lomper gedragen dan Engelse of Russische massatoeristen. Maar voor buitenstaanders gelden andere maatstaven, nuanceringen zijn er niet als ze een Nederlander tegenkomen. Ongewild krijgen we het etiket opgeplakt van traag, bot en drankzuchtig.
Op de Antillen worden we weer anders bekeken. Daar zijn we de slavendrijvers, de mensenhandelaars die als laatsten ter wereld de slavernij afschaften, omdat die zo profijtelijk was.
Noordervliet stapt in een tijdmachine en reist als verslaggever door verschillende tijden in Holland; de Gouden Eeuw, De Bataafse Republiek, het eind van de negentiende eeuw en het heden. Ze interviewt voornamelijk mannen over de economische en politieke toestand in ons land. Ze wordt heen en weer geslingerd tussen gevoelens van schaamte en trots.
Ja, we zijn als klein landje ooit de machtigste natie ter wereld geweest en dat was een grootse prestatie. Maar wie stonden er aan de basis van dit succes? De heren 17 van de VOC, de eerste multinational met een eigen vloot en een eigen leger om de belangen te verdedigen. Uitbuiters waren die heren. Landen en volken werden geknecht om ons welvaart te brengen. Nu kijken we daar misschien met schaamte naar, maar in de zeventiende eeuw golden andere wetten. Humanisme en menselijk mededogen waren geen algemeen geldende waarden. Als Nederland zijn kansen niet had gegrepen, had een ander land dat wel gedaan.
Noordervliet rakelt het geval Jan Pieterszoon Coen weer eens op. Held of moordenaar? Nu kijken we tegen hem aan als een wrede onderdrukker, maar toen behartigde hij onze handelsbelangen en als daarvoor dorpen met inlanders moesten worden uitgeroeid, dan deed hij dat. Een gesprek aan de onderhandelingstafel zat er niet in. Had Coen moeten zeggen: ‘Jongens, dit wordt me te bloederig. We stoppen ermee?’ De inlanders hadden hun krissen gegrepen en zijn kop eraf gehakt.
Het was een tijd dat mensenlevens, ook die van Hollanders, amper telden. Neem het leven van zeelieden. Met honderden tegelijk gingen ze aan boord van de zeilschepen en als je een zeereis overleefde had je geluk. Bij bosjes gingen ze dood aan allerlei ontberingen, voedsel- en vitaminetekorten, kou en strijd. In een dergelijke tijd telde het leven van een ‘heidense’ inlander natuurlijk helemaal niet. Het was ’the survival of the fittest’ en de Hollanders waren destijds ’the fittest’.
De botte kooplieden met hun calvinistische geloof hebben De Gouden Eeuw bewerkstelligd. Zij waren de bankiers en CEO’s van toen. Ze gaven zichzelf grote bonussen en toelages, maar het hele land profiteerde ervan. Moeten we ons ervoor schamen of trots zijn? Lang waren we alleen maar trots, maar de schaamte wint steeds meer terrein. Die indruk krijg ik zeker na lezing van deze essaybundel van Nelleke Noordervliet.
Pieter Feller