Boekenweek 2014 – De gedroomde reisgezel
Toen ik op de middelbare school een keer niet zo’n geweldig resultaat mee naar huis bracht bij het begin van de vakantie, vond mijn vader er niets beter op dan me een vakantietaak op te dragen: ik zou een dagboek bijhouden van de reis die ik met mijn ouders doorbracht in het Zwarte Woud. Naar zijn idee had hij me daar even flink te grazen. Het pakte echter anders uit! Het werd het begin van een passie die nu – zo’n 45 jaar later – nog steeds niet bekoeld is. Overal sleep ik een notaboekje mee om aantekeningen te kunnen maken waaruit ik dan later een gedetailleerder verslag kan destilleren. Sindsdien ben ik gebeten door een virus dat me steeds weer naar hetzelfde hoekje van boekenwinkels drijft: “boeken over reizen”. En dan bedoel ik niet de reisgidsen met hun obligate niet-te-missen uitstapjes.
In ons bureel (toen de jongens het huis uitgingen werden hun slaapkamers samengevoegd tot een ruim vertrek waar mijn man en ik veel boeken kwijt kunnen) is een belangrijk deel van de boekenkasten gereserveerd voor reisverhalen. Paul Theroux, Adriaan van Dis, Lieve Joris, Redmond O’Hanlon, Martin Buckley, Colin Thubron, Gerrit Jan Zwier, … Ik zou er mijn inventaris op na moeten lezen om geen namen te vergeten.
Eén auteur heeft wel een heel aanzienlijk volume voor zich opgeëist: Cees Nooteboom. Voor mij is er geen schrijver die bij mij zo de juiste snaar kan raken als hij. Een middag in Bruhay, Een avond in Isfahan, Het Spaanse van Spanje, De wereld een reiziger, … Maar vooral: De omweg naar Santiago.
Ik ontdekte Nooteboom toen we plannen maakten om met de tent het binnenland van Spanje door te trekken. Voor ons is de voorbereiding van een reis minstens zo leuk als de tocht zelf. Informatie zoeken, plannen maken, en dan alles liefst zo ver mogelijk van de platgetreden paden. To go where no one has gone before…
Let op: nu wagen steeds meer toeristen zich een paar kilometers weg van de vertrouwde badplaatsen. Toen wij Spanje begonnen te verkennen had je hooguit een paar Engelsen die met de rugzak de Costa Verde en de Picos bezocht hadden. Een niet-Spaanse nummerplaat was in de meeste inlandse dorpen onderwerp van gesprek voor minstens een week!
Dat eerste jaar was vooral een ontdekking van onszelf, van hoe wij langs die onbetreden paden liepen. Van welke soort indrukken belangrijk waren voor ons, ook. Het feit dat niet zozeer de reisgidseninformatie aangaf wat ons moest raken, maar dat vooral de sfeer van de bezochte plaatsen en het contact met de lokale bevolking (hoe primitief ook met onze beperkte kennis van de taal) een meerwaarde was. Dat je een land niet alleen met je ogen, maar met àl je zintuigen moet leren kennen.
Een jaar later waren we in volle voorbereiding van onze volgende reis toen de VRT een miniserie uitzond van de hand van Lucas Van Der Taelen, getiteld “De omweg naar Santiago”. Een tocht doorheen Spanje, min of meer de Zilverroute volgend van zuid naar noord, met Cees Nooteboom als verteller en zijn gelijknamige boek als leidraad. Ik heb het destijds opgenomen op video en ik kijk die nog af en toe. En elke keer is het mateloos genieten.
Zo ook van het boek. Als ik “De omweg” – of eender welk ander boek van Nooteboom – lees, kan ik zó zijn sonore stemgeluid horen. Hij vertelt het me hoogstpersoonlijk, met af en toe die lichtjes spottende ondertoon in zijn stem en die twinkelende blik in zijn ogen, het scheve lachje om zijn mond.
Hoe je in Spaanse steden kan horen in welke wijk je bent aan het slaan van de kerkklokken. Hoe je in de oude wijken de loodzware houten deuren van de middeleeuwse bordelen kan herkennen (aan de gesculpteerde vrouwenfiguurtjes met de roksplit vooraan), …
Nooteboom weet ook altijd een gevoel van ruimte en vooral van tijd op te roepen. De tijd toén, op historische plaatsen, zodat je de geschiedenis in een nieuw perspectief ziet. Maar ook de tijd nù, of vooral het gebrek eraan, zodat we voorbijlopen aan die kleine details in het straatbeeld en het leven van alledag, die ons zoveel meer kunnen vertellen dan de grootste bibliotheken.
Ergens op die omweg naar Santiago vertelt hij over de werken van Franscisco de Zurbaràn en hoe deze schilder uiteindelijk de ultieme kennis verwierf om de meest levensechte drapages en de fijnste stukken textiel af te beelden. Zonder deze passage zou ik me in Sevilla nooit in opperste verbazing zo dicht naar één van die doeken gebogen hebben. En net nu ik dit schrijf en even op internet naar de juiste schrijfwijze van de naam zoek, ontdek ik dat ik hier in Brussel tot eind mei nog naar niet minder dan 50 werken van de barokschilder kan gaan kijken. Wat ik zeer zeker zal doen.
In Cees Nooteboom heb ik een gedroomde reisgezel gevonden, een gelijkgestemde, een zielsverwant. Met zijn boeken heeft hij iets wakker gemaakt wat onvermoed al binnen in mij sluimerde. De manier van kijken was er al, iemand moest alleen mijn ogen open doen.