“De voorwaarde van mijn eigen publiek te kunnen zijn is heilig!”
Mark de Haan (1987) studeerde Nederlandse taal en cultuur in Leiden, aangevuld met taalfilosofie, literatuurfilosofie en logica. Vijf gelukkige jaren van lezen, bij grote voorkeur zo veel mogelijk buiten de verplichte leeslijst om. Na zijn studie werkte hij tien jaar in het bedrijfsleven, waar gesproken wordt van efficiëntie. Nergens staan theorie en praktijk zo op gespannen voet. Hij besluit het gebrek aan efficiëntie op te vatten als een uitnodiging te werken aan wezenlijker zaken: schrijven. Buitenaards koraal ontstaat in die jaren. Op dit moment werkt hij aan een nieuwe roman. Hij woont en werkt in Dordrecht.
Al voor het boek opengeslagen te hebben, intrigeerde mij dit citaat van de achterflap: “…de geschetste werelden vertonen heel wat bizarre overeenkomsten met de onze en de personages zijn net echte mensen…”. De inhoud van de verhalen over zeer verschillende werelden bleek al even fascinerend. Misschien niet erg gemakkelijk te begrijpen, maar na een volgende lezing begint er meer te dagen. Dit boek verdient het om meer dan één keer gelezen te worden. Om de lezers iets tegemoet te komen, besloot ik Mark om een interview te vragen. Daarin kan hij iets over het wordingsproces en zijn ideeën aan de lezer kwijt. Een boek dat zich buiten de platgetreden paden van de literatuur begeeft, verdient extra aandacht. Bedankt Mark!
Onze lezers zijn niet alleen nieuwsgierig naar wat een auteur schrijft, maar ook naar wat hij leest. Kun je wat meer vertellen over je leeservaring, vroeger en nu? Had en heb je favoriete auteurs en boeken?
De levensfase waarin de lezer zich bevindt is in hoge mate bepalend voor de leeservaring. Boeken die in je tienerjaren indruk maken, kunnen bij herlezing stomvervelend blijken. Andersom, sommige boeken kun je pas waarderen als je een bepaalde leeftijd hebt bereikt. Boeken die grote indruk hebben gemaakt zijn Reis naar het einde van de nacht van L.F. Céline (gelezen op mijn 21e), Lolita van V. Nabokov (gelezen op mijn 23e) en Stad der blinden van J. Saramago (gelezen op mijn 26e). Binnen het Nederlands taalgebied lees ik graag W.F. Hermans, omdat zijn complete oeuvre is opgebouwd rond een consistent wereldbeeld. Voor wie meer geïnteresseerd is in recente literatuur: Peter Buwalda en Rob van Essen vind ik zeer de moeite waard.
Ken je werken van auteurs die net als jij werelden creëren, zoal Harman Nielsen (Mal en Het meer) en Robert Six (Volt)?
Beide namen zeggen me niets. Maar dat zegt natuurlijk ook weer niets. Een rondje googelen leert me dat de naam Harman Nielsen me wel iets had moeten zeggen; hij zit ook bij In de Knipscheer. Misschien moet ik hier kwijt dat het aantal werelden waarin ik geïnteresseerd ben vrij beperkt is. Fantasy (elfen, orks, weet ik het) trekt me helemaal niet, terwijl science-fiction me alleen kan boeien als het geënt is op de huidige toestand van zaken. Warpholes: nee. Dystopische samenleving: ja. Een goed voorbeeld is de Netflix-serie Black Mirror. Zowat elke aflevering toont een wereld die lijkt op de onze, waarbij de makers één (meestal actueel) element in extremo doorvoeren. Een wat-zijn-de-uiterste-consequenties-als-we-op-deze-weg-doorgaanexperiment. Dat vind ik interessant.
Drie van de zeven verhalen zijn eerder in tijdschriften gepubliceerd. Wanneer heb je de overige geschreven?
Het oudste is De laatste dagen van de mens Godevaert dat ik een jaar of tien geleden geschreven heb. Ene Wim is het meest recente verhaal, geschreven tussen juli en oktober 2020.
Hoe is de samenhang, zoals de uitgever die op de omslag vermeld, ontstaan?
Moeiteloos. Ik heb elk verhaal steeds geschreven voor mezelf. Ik was mijn eigen publiek. In de Knipscheer heeft me daarin volledig vrij gelaten. Kortom: door één man, voor diezelfde man, onverdund in druk verschenen. Onder die voorwaarden (die volgens mij randvoorwaarden zijn voor het schrijven van betekenisvolle literatuur) kan het bijna niet anders of er ontstaat vanzelf een samenhang. Schrijvers die hun oren te veel laten hangen naar wat anderen willen lezen, komen vroeg of laat in de problemen. Let wel: ik doel hier op thematiek en de inhoud. Uiteraard zijn mijn verhalen wel gewoon geredigeerd, want ook schrijvers die zich niet laten redigeren, komen vroeg of laat in de problemen, zij het op een heel andere manier. De vrijheid die ik heb gekregen en genomen (niet noodzakelijkerwijs in die volgorde) heeft er bovendien toe geleid dat alle verhalen oorspronkelijk zijn, eenvoudig in de zin van niet-samengesteld, ongekunsteld. Je zou kunnen zeggen dat deze zeven verhalen een versleutelde blauwdruk van mijn geest zijn.
Zeven verhalen, ongetwijfeld allemaal met plezier geschreven, maar springt er voor jou een verhaal uit? Zo ja, waarom?
Dat is voor mij dan toch het oudste verhaal, ‘De laatste dagen van de mens Godevaert’. Bij elke herlezing krijg ik weer het gevoel dat er een grote waarheid achter steekt, die ik nog niet helemaal doorgrond.
De schotelantennes op de omslag en in het eerste verhaal suggereren dat er iets ontvangen wordt. In mijn recensie opteerde ik voor ‘buitenaardse’ – niet voor niets tussen aanhalingstekens – signalen. Dus niet van werelden buiten onze planeet. Maar wat ontvangen ze dan wel. Kun je dat uitleggen?
Het aardige van het beeld van de schotels is dat de eigenaar van zo’n ding bij het afstellen ervan gemakkelijk op signalen kan stuiten die hij niet of niet helemaal begrijpt. Doordat hij de taal waarin wordt uitgezonden niet machtig is, bijvoorbeeld. Of door de kwaliteit van het signaal. Of hij ontvangt simpelweg ruis, nonsens, signalen zonder afzender. In dat laatste geval rijst de vraag: kunnen we hier nog wel spreken van signalen? De ontvanger hoeft zich daardoor evenwel niet te laten tegenhouden. Sterker nog: hij weet het niet, want hij kan het niet weten. De afstand is te groot. Maar dat maakt allemaal niet uit. Of een signaal nu wel of niet als zodanig is bedoeld: alles kan worden geïnterpreteerd. Dus de eigenaar van de schotel gaat er eens goed voor zitten, stelt nog wat beter af op wat hij denkt dat relevant voor hem is en begint vol goede moed aan zijn barre reis. Uiteraard is het aan de lezer om te bepalen wie volgens hem de eigenaar van die schotel is.
‘Ons bewustzijn bepaalt onze realiteit’ is een filosofische stelling. ‘Speel’ je daarmee in je verhalen? Zo ja, hoe?
Bewustzijn en realiteit werken voortdurend op elkaar in, op talloze niveaus en langs onbegrijpelijke wegen. Een totaalbeeld schetsen van die wisselwerking is door de veelheid en complexiteit aan mechanismen menselijkerwijs gezien onmogelijk. Maar wanneer je een enkel mechanisme isoleert, dus één van de mechanismen die werkzaam zijn in het krachtenveld tussen bewustzijn en realiteit, kun je daar inderdaad mee spelen. Het eenvoudigste voorbeeld is misschien de subjectieve realiteit (die door één bewustzijn wordt bepaald) afgezet tegen de intersubjectieve of voorlopig objectieve realiteit (die wordt bepaald door méér dan één bewustzijn). Voor het gemak ga ik er in bovenstaande representatie vanuit dat elk bewustzijn op zichzelf staat en niet door andere bewuste entiteiten wordt beïnvloed. Uiteraard is dat een versimpelde voorstelling van zaken. In Stem van ver krijgt Jonas, de hoofdpersoon, een representatie van de dood van zijn vier vrienden te zien, elk op een eigen scherm. Die representatie komt totaal niet overeen met de toedracht die voor Jonas tot dat moment het meest waarschijnlijk leek. Jonas heeft geen zekerheid omtrent de afzender van de beelden, maar zijn eigen versie rammelt ook. Gelooft hij zijn eigen verhaal? Of dat wat ‘men’ hem wil laten geloven? Elke keuze is een sprong in het diepe. Een tweede mechanisme lijkt wat op een omgekeerd Droste-effect. Elk bewustzijn maakt onderdeel uit van de realiteit waarmee het zich in verbinding stelt. Er wordt een verbinding gelegd, het bewustzijn groeit, dus de realiteit groeit, dus de mogelijkheden voor het bewustzijn om nieuwe verbindingen te leggen groeien. Subject en object, waarnemer en waargenomene, voeden elkaar constant. Dit mechanisme zit min of meer verstopt in Een bijzonder productieproces, waarin de ik-figuur op zoek gaat naar het voor hem ‘Onvoorstelbare’, iets dat zich per definitie onttrekt aan het bewustzijn, hoe vaak en ver je dat bewustzijn ook uitbreidt door het te voeden.
Taal, informatie, betekenis en werkelijkheid spelen allemaal een rol in je verhalen. Kun je uitleggen hoe je die gebruikt?
De elementen die je noemt hangen sterk met elkaar samen. Soms liggen ze in elkaars verlengde, soms kun je ze tegen elkaar uitspelen. De etymologie (of vermeende etymologie) van bepaalde woorden kan al een goed aanknopingspunt geven. In ‘Ene Wim’ leg ik een verband tussen de twee betekenissen van het woord ‘mening’, namelijk dat wat men vindt en het hersenvlies. De aard van dat verband doet verder niet ter zake. Misschien bestaat het verband helemaal niet en hebben we met een puur toevallig tot stand gekomen set homoniemen te maken. Maar al zou dat zo zijn, dan doet ook dat niet ter zake. Het enkele feit dat de taal me die mogelijkheid biedt het verband te leggen, is voor mij voldoende. Ik hoef alleen maar in het gat te springen.
Een hologram is het driedimensionale beeld – dus geen realiteit – van informatie die op een film staat. Als die informatie anders geordend wordt (of een andere betekenis krijgt), zal ook het hologram wijzigen in een niet-realiteit, die we echter reëel kunnen waarnemen. Zou je dat kunnen verbinden met jouw visie dat “mogelijkheden die zich nog niet hebben gerealiseerd, werkelijkheid zouden kunnen worden, wanneer je bepaalde lijnen [doortrekt] naar de toekomst”?
Mij vallen dan de woorden mogelijkheid en waarschijnlijkheid in. Als een toekomstige realiteit mogelijk is, kent de kwantummechanica die specifieke verwerkelijking een waarschijnlijkheid toe. Het ene scenario is nou eenmaal waarschijnlijker dan het andere. De mate van waarschijnlijkheid wijzigt door de tijd. Elk moment kent zijn eigen waarschijnlijkheidsgolf. Is het waarschijnlijk dat een van de gerepresenteerde werelden in Buitenaards koraal werkelijkheid wordt? Vermoedelijk niet. Maar de mogelijkheid bestaat. Het voert te ver om te beweren dat de mogelijkheden eindeloos zijn, dat zijn ze zeker niet, maar ik geloof wel dat ze veel talrijker zijn dan de meeste mensen bereid zijn onder ogen te zien.
In een eerdere e-mail schreef je mij “concrete vragen, zoals: hoever zijn we bereid te gaan in de wetenschap en welke implicaties brengt dat met zich, of: wat moeten we met de vrijheid van meningsuiting, mogen we er überhaupt iets mee en zo ja wat?” Houdt het in je bundel op met het stellen van de vragen, – dienend als waarschuwing – of werk je – tussen de regels – al aan een aanzet tot beantwoording? Een positieve wending?
Het stellen van vragen is het begin. En een noodzakelijk begin. Wie de vragen niet stelt, komt uiteindelijk tot niets. Tegelijkertijd vind ik ook dat wie de vragen stelt, zelf ten minste een idee van een antwoord moet hebben. Dat hoeft vooral geen pasklaar antwoord te zijn. Eerder een ter discussie stellen. Overigens is het verhaal wat mij betreft lang niet altijd de plaats waar die discussie zou moeten plaatsvinden. Een andere kant van deze als spaghettibol vermomde medaille, is dat iedereen tegenwoordig een mening heeft over alles en dat de wijze waarop die meningen doorgaans worden geventileerd zich helemaal niet leent voor een fatsoenlijk gesprek. Wie denken we te overtuigen wanneer we op een plein staan te protesteren, of wanneer we via de sociale media een oneliner de ether in knallen? Hooguit krijgen we bijval van mensen die toch al dezelfde mening zijn toegedaan. We worden bevestigd in wat we al denken te weten en horen niets nieuws, of het moet de oneliner zijn van iemand die juist de tegengestelde mening is toegedaan. Maar hij loopt tegen exact hetzelfde probleem op: wie denkt hij te overtuigen? Ik ben erg vóór goede huiskamergesprekken, waarin iedereen de ruimte krijgt en waarin iedereen dus ook luistert naar de ander(en). Alleen wie luistert en kijkt komt ertoe nieuwe, betere vragen te formuleren.
Je werkt momenteel aan een nieuwe roman. Wil je daarover al iets vertellen?
Nee. De voorwaarde van mijn eigen publiek te kunnen zijn is heilig. Elke uitspraak over een nog niet gepubliceerd werk schept verwachtingen bij mensen die ik helemaal niet aan mijn schrijftafel wil hebben. Ik zou me bewust of onbewust laten sturen door die verwachtingen, wat de doodsteek zou betekenen voor de oorspronkelijkheid die ik nastreef in mijn werk.
Vragen: Kees de Kievid Foto auteur: Ming Oei
Lees hier de recensie van Buitenaards koraal