Een boek vol spannende wielerweetjes
Het WK-wielrennen – 100 sterke verhalen over de regenboogtrui – Patrick Cornillie – Lannoo – 282 blz.
Al voor 1900 worden er wereldkampioenschappen wielrennen gehouden. In het begin alleen op de baan. Er is de sprint, de 10 mijl en de fond (100 kilometer met gangmaker). Na twee keer Europees kampioen en vier keer Belgisch kampioen bij de amateurs te zijn geworden werd de Belg Robert Protin de eerste professionele wereldkampioen op de baan in 1895. Bij het wegwielrennen werd het professionalisme lange tijd tegengehouden door de Engelsen, die sport als een hobby zagen en niet iets waar je geld mee mag verdienen. Na de eerste wereldoorlog komt er eerst jarenlang een wereldkampioenschap op de weg voor amateurs.
In 1927 is het eindelijk zover en komt er voor het eerst een wereldkampioenschap op de weg voor profs. Tot 1921 kreeg de wereldkampioen geen regenboogtrui, maar een gewoon lint. Het zijn de Belgen die aandringen op een speciale trui die de kampioen een jaar mag dragen. Briek Schotte zei hierover: “Als wereldkampioen rijd je een heel jaar met je overwinning om je lenden. Je bent een symbool.” In Frankrijk, Italië en België kent het wegwielrennen in de beginjaren van de twintigste eeuw een enorme groei o.a. door de komst van de Tour de France (1903), de Ronde van België (1908) en de Giro d’Italia (1909). Nederland blijft bij alle disciplines een beetje achter, maar na de Eerste Wereldoorlog verandert dat. De tussen 1914 en 1918 gelegerde Belgische soldaten nemen hun gewoontes en liefhebberijen mee naar Nederland en bouwen in Harderwijk een houten wielerbaan van 400 meter lang, destijds de grootste van Europa.
Piet Moeskops (1893 – 1964) is zo’n wielrenner die op de Belgische baan in Harderwijk traint en in 1922 in Parijs de regenboogtrui om de schouders krijgt als wereldkampioen sprint op de baan. Moeskops is 1.87 en krijgt als bijnaam ‘De Nederlandse reus.’ De overwinning in Parijs is zijn tweede wereldkampioenschap, voor de eerste kreeg hij een lint, en er zouden er nog drie volgen. Moeskops stak de oceaan over en ging in Amerika fietsen. Daar behaalde ‘big Pete’ veel successen. Sportjournalist Joris van de Bergh schreef in 1929 een biografie over Moeskops Te midden der kampioenen, waarin voor het eerst het belang wordt aangetoond van een mentale voorbereiding.
Vrouwen doen al heel lang aan wielrennen, alhoewel het mannelijk publiek hun verrichtingen maar matig kon waarderen. Het duurde tot 1958 voordat het eerste officiële wereldkampioenschap op de weg voor vrouwen werd verreden in Reims, een koers over 59,5 km. De Luxemburgse Elsy Jacobs werd de eerste wereldkampioene. Jacobs overlijdt in 1998. Sinds 2008 wordt in Luxemburg jaarlijks een internationale vrouwenwedstrijd gereden die naar haar is vernoemd. Tot 2011 is deze GP Elsy Jacobs, een eendagswedstrijd, vanaf 2012 een driedaagse rittenkoers. Marianne Vos wint er drie keer (2011, 2012, 2013) en Anna van der Breggen twee keer (2014, 2015). De Nederlandse vrouwen presteren de laatste jaren beter op de wereldkampioenschappen dan de mannen. Keetie van Oosten-Hage is ook zo’n wereldkampioene. Haar man is tegen haar sportieve loopbaan, maar de Zeeuwse Keetie van Oosten-Hage wordt wel zes keer wereldkampioen. Schaatsers trainen in de zomer vaak op de fiets en schaatser Ingrid Haringa stapte op een gegeven moment over van het schaatsen naar het wielrennen. In 1988 deed ze mee als schaatsster in Calgary. Ze was er niet erg succesvol met een vijftiende plaats op de 500m en een eenentwintigste op de 1000 meter. In 1992 wint ze brons bij het baanwielrennen op de sprint en zilver in de puntenkoers op de Olympische Spelen in Barcelona. Later wordt ze ook vijf keer wereldkampioen op de baan.
Patrick Cornillie heeft een monumentaal werk geschreven met veel aandacht voor Nederlandse en Belgische wielrenners die wereldkampioen werden. Maar hij belicht ook het ontstaan van de UCI (de internationale wielerunie), de eerste wielrenners die overstapten van de Vélocipède, ook wel hoge bi genoemd, naar de lage fiets. Achter in het boek de lijsten met alle wereldkampioenen wielrennen in de verschillende disciplines en een lijst met bronnen. De verhalen zijn stuk voor stuk informatief en boeiend geschreven en belichten alle emoties die loskomen bij succes en bij mislukking. Uiteraard is het boek verlucht met honderden foto’s. Eén foto wil ik speciaal noemen, die is van de gedesillusioneerde Claude Criquielion die in de hekken werd gereden door de Canadees Steve Bauer in Ronse in 1988. De Italiaan Fondriest won. Criquielion daagde Bauer voor de rechter, maar na vijf jaar procederen kon niet aangetoond worden dat Bauer Criquielion expres in de hekken had geduwd. Gelukkig was hij in 1984 al eens wereldkampioen geworden. Nog tijdens de duur van het proces tegen Bauer, stopt Criquielion met wielrennen en wordt in 1991 ploegleider van Lotto- Adecco. Het boek WK-wielrennen – 100 sterke verhalen over de regenboogtrui is een geweldig boek dat de liefhebber van het wielrennen met heel veel plezier zal lezen.
Boek bestellen!