Emotieloos verteld verhaal over het lot van de Joden
Gertrude van Tijn en het lot van de Nederlandse Joden – Bernard Wasserstein – Nieuw Amsterdam – 317 blz.
Gertrude van Tijn (1891), een vrouw die zich begaf in een mannenwereld. Een vrouw die verantwoordelijk was – en de taak op zich nam – om vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog Joodse burgers te laten emigreren en vluchten naar het buitenland. Historicus Bernard Wasserstein (Londen, 1948) schetst in zijn hommage aan deze vrouw de financiële- en logistieke problemen en ethische dillema’s waarmee zij van doen kreeg. Helaas raakt hij daarbij de menselijke kant een beetje uit het oog.
Dat Wasserstein zich goed heeft verdiept staat buiten kijf. Zoals gebruikelijk in een biografie begint hij met de geboorte en jeugd van Van Tijn en groeit zij langzamerhand op, terwijl je als lezer verder leest.
Maar eenmaal bij de kern aangekomen verzandt Wasserstein al gauw in feitelijke en chronologische opsommingen. Gevolg is dat je regelmatig het gevoel hebt bij de hand te worden genomen en veel te snel langs allerlei bezienswaardigheden wordt getrokken. Wasserstein rijgt de ene gebeurtenis aan de andere, zonder daar één samenhangend geheel van te maken.
Juist een verhaal als dit, zou van een onderwerp dat al snel statistisch wordt (102.000 vermoordde Nederlandse Joden, 165.000 Duitse, 3.000.000 Poolse, etc.) iets heel menselijks moeten maken. Gertrude van Tijn ging als hoofd van ‘Hulp aan Vertrekkenden’ over leven en dood. In een periode waarin ieder land ter wereld immigratiequota hanteerde en Joodse vluchtelingen dus vrijwel nergens heen konden, was zij degene die kon beslissen wie zo gelukkig was om te gaan en wie moest blijven (of zelfs teruggestuurd moest worden naar Duitsland). Verwikkeld in een voortdurende financiële en diplomatieke strijd zette zij zich in, om zoveel mogelijk Joden uit Nederland te laten vertrekken.
Daarnaast was haar organisatie onderdeel van de Joodse Raad, een instrument waar Willy Lages (voormalig hoofd van de Sicherheitsdienst in Amsterdam) na de oorlog over zei: “Zonder hen zouden we niets voor elkaar hebben gekregen.” Daarbij doelend op de wel heel ‘goed’ verlopende deportaties. Was de Joodse Raad, en daarmee ook Gertrude van Tijn, medeplichtig aan de holocaust? Deze ethische kant belicht Wasserstein met verve, hoewel hij hierin wel enigszins gekleurd te werk is gegaan en wel ten faveure van Van Tijn.
Genoeg emotie om een boekenkast mee te vullen, zou je zeggen, maar Wasserstein blijft koel en beschouwend en gaat het hele verhaal rustig verder met opsommen. Misschien is zijn research te goed geweest, of misschien wilde hij zich niet (te veel) verliezen in gevoelens, maar het resultaat van zijn werk is niet veel meer dan een uitvoerige en uitgebreide tijdlijn geworden. Een tijdlijn die misschien alleraardigst en interessant is voor een enkeling, maar niet een die een bredere groep zal bereiken. Gezien de onderbelichte en ondergewaardeerde rol van Gertrude van Tijn, is dat eeuwig zonde.