Groots en geniaal?
Het puttertje – Donna Tartt – Vertaald door Sjaak de Jong, Paul van der Lecq en Arjaan van Nimwegen – De Bezige Bij – 925 blz.
Donna Tartt publiceerde sinds 1992 drie romans. In 1992 verscheen haar debuut, De verborgen geschiedenis. Ik las het en was diep onder de indruk. En met mij velen. Het werd een cultboek. Haar naam was gevestigd. Tien jaar later verscheen De kleine vriend. De recensies waren wisselend. Over het algemeen werd dat boek minder positief besproken dan het eerste. Men vond het niet uitgesproken slecht, integendeel, maar het haalde niet het briljante niveau van het debuut. En nu, ruim tien jaar later, is daar Het puttertje. Volgens de uitgever van de Nederlandse editie is het een ‘grootse en geniale roman’. Zo staat het tenminste in goudkleurige letters op het achterplat van het boek. Maar het oordeel van de critici was wisselend. Zelfs zo sterk wisselend dat dit een gespreksonderwerp op zich werd.
Wat biedt Tartt ons? Het puttertje is het verhaal van Theo Decker, een dertienjarige jongen van gescheiden ouders. Zijn moeder komt om het leven bij een bomaanslag op een New Yorks museum, terwijl ze daar samen een tentoonstelling van Hollandse meesters bezoeken. Zelf overleeft hij die aanslag. Bij zijn tocht naar buiten krijgt hij van een oude, stervende man een ring aangereikt met de boodschap zich op een bepaald adres te melden. Ook dwingt de man hem een van de in het puin liggende schilderijen mee te nemen. Dat is het puttertje van Carel Fabritius, een klein schilderij waarop een distelvink is afgebeeld die met een kettinkje aan zijn voederplaats is geketend. Met ring en schilderij weet Theo in de chaos ongezien het museum te ontvluchten. Thuisgekomen wacht hij lang op zijn moeder, niet wetend dat zij de aanslag niet heeft overleefd.
Wanneer Jeugdzorg zich over hem ontfermt, wordt hij ondergebracht in het gezin van een schoolvriendje, een rijke familie die een prachtig appartement aan Park Avenue bewoont. Hij blijft daar ruim een jaar. In die periode meldt hij zich uit nieuwsgierigheid ook op het adres dat de oude man in het museum hem had opgegeven. Daar blijkt zich een antiekwinkel te bevinden waar Theo liefdevol wordt ontvangen door Hobie, de zakenpartner van de oude man. Hij raakt er ook in de ban van Pippa, een meisje van zijn leeftijd dat daar in huis woont. Wanneer na verloop van tijd Theo’s vader op het toneel verschijnt om hem op te eisen, verhuist hij met hem en diens wat dellerige vriendin naar Las Vegas. Zijn vader verdient daar zijn geld door beredeneerd te gokken, de vriendin werkt in het restaurant van een casino. In Las Vegas raakt Theo bevriend met zijn klasgenoot Boris, een jongen uit Oekraïne.
Op dit punt aangekomen ben je ongeveer halverwege het boek van ruim 900 bladzijden. En heb je inmiddels geconstateerd dat na een ijzersterk begin, waarin de dramatische gebeurtenissen in het museum worden beschreven, het verhaal wat afvlakt. Het was mij op dat punt nog niet duidelijk waar Tartt heen wilde. En al helemaal niet wat in haar concept nu de rol van het puttertje was. Theo heeft het al die tijd bij zich, verpakt in een kussensloop en verborgen op zijn kamer. Maar waarom …?
In de tweede helft van het boek, dat zich acht jaar later afspeelt, is Theo als antiekhandelaar werkzaam bij Hobie in New York. Dan neemt ook de spanning in het verhaal wat toe. Rondom het schilderij ontwikkelt zich een reeks gebeurtenissen, soms gewelddadig, waar Theo direct bij betrokken is. Die gebeurtenissen brengen hem uiteindelijk naar Amsterdam, samen met het schilderij.
Is Het puttertje een boek dat de moeite waard is om te gaan lezen? Die vraag is toch wel legitiem wanneer je in de boekhandel staat en overweegt deze dikke pil aan te schaffen. Het is een rechtlijnig verteld verhaal, met vrij vlakke personages en veel wat ik maar noem ‘vulsel’. Tartt beschrijft alles, laat weinig aan de fantasie van de lezer over. Ze refereert soms aan Charles Dickens, wiens uitvoerige en gedetailleerde schrijfstijl een voorbeeld voor haar was. Het boek is, zoals dat in haar eerdere boeken het geval was, een literaire roman met thrillerachtige elementen. Maar waar ze er in haar eerdere boeken in slaagde die beide aspecten zo met elkaar te verweven dat er een eenheid ontstond, zo lukt dat haar nu niet helemaal. De passages waarin Theo, vaak met het schilderijtje in de hand, mijmert over kunst en de betekenis daarvan voor hemzelf zijn op zich niet zo slecht – soms zijn ze zelfs mooi geschreven. Je maakt er uit op dat het schilderijtje voor hem een houvast is, een betekenisvol baken in een wereld waarin hij als wees alle andere gevoelsbanden heeft verloren. Maar die passages staan volstrekt los van zijn psychologische ontwikkeling, die er eigenlijk ook nauwelijks is. Ook de vraag waarom Tartt juist dit schilderij heeft uitgekozen voor haar verhaal wordt niet beantwoordt. Staat het geketende vogeltje symbool voor het leven van zijn ‘bezitter’, Theo? Of zit er een betekenis achter het gegeven dat Carel Fabritius kort na het voltooien van het schilderij in 1654 om het leven kwam bij de ontploffing van het Delftse kruitmagazijn? Zoals Theo’s moeder stierf bij de bomaanslag?
Resumerend kun je vaststellen dat Donna Tartt hier niet het niveau van haar wonderschone eerste roman haalt, zelfs niet van minder geslaagde maar wel intrigerende tweede boek. Het verrassende van die beide romans, vooral veroorzaakt door originele en onverwachte verhaallijnen en fascinerende personages, ontbreekt ditmaal grotendeels. Op de keper beschouwd zijn eigenlijk vooral de actiescènes in het museum in het begin van het verhaal Ă©n die bij de ontknoping helemaal geslaagd. Daarin weet Tartt mooi spanning op te bouwen, de laatste 150 bladzijden las ik in Ă©Ă©n ruk uit. Maar enkele actiescènes en een af en toe opkomend thrillergevoel zijn wellicht toch wat weinig voor een roman van deze omvang. Door een boek als ‘groots en geniaal’ in de markt te zetten maak je het ook kwetsbaar. Dan verwachten de recensent en de lezer namelijk heel wat. En wanneer dat, zoals in dit geval, niet wordt waargemaakt, valt het oordeel gemakkelijk negatief uit.
One thought on “Groots en geniaal?”