Hoe Philip Suijvel aan zijn naam kwam
Vondelingen – Het Aalmoezeniersweeshuis van Amsterdam 1780-1830 – Nanda Geuzebroek – Uitgeverij Verloren – 200 blz.
In de beginjaren van de negentiende eeuw is het met Amsterdam niet best gesteld. De grachten liggen vol met stinkende uitwerpselen, slachtafval en ontelbare dode honden en katten in verregaande staat van verrotting. In de voorheen drukbevaren haven liggen onttakelde vaartuigen aan de ketting weg te rotten. Met de dominante rol van de stad in de internationale scheepvaart en koophandel is het namelijk gedaan, migranten blijven weg en voor het eerst in de geschiedenis is er sprake van een vertrekoverschot. Kortom: de stad verkeert in armoede, en de mensen die al aan de onderkant van de samenleving zaten, krijgen het nu extra te bezuren. Maar er blijven kinderen geboren worden, en voor die kinderen kan niet altijd gezorgd worden. Dan maar op de stoep leggen, in de hoop dat het kind door iemand gezorgd gaat worden.
Aan het eind van de achttiende eeuw was er een verbod op vondelingenleggen ingevoerd, en als je iemand daarvoor aangaf, kreeg je daar 250 gulden voor, destijds een jaarsalaris. Deze maatregel werd een succes, maar was van korte duur. In 1810 werden er in Amsterdam alweer ongeveer zevenhonderd zuigelingen op straat achtergelaten. Het Aalmoezeniersweeshuis, waar ook wezen en verlaten kinderen huisden, was een van de plekken waar vondelingen werden opgenomen.
Naast zeer toegankelijk en helder geschreven geschiedkundige informatie, verhalen en anekdotes, bestaat Vondelingen ook uit veel beeldmateriaal, waaronder foto’s van briefjes die tussen de kleertjes van de vondelingen werden achtergelaten. Hierdoor krijg je een goed beeld van de wanhopige situatie waarin ouders konden verkeren:
“Dit kind word uijt armoede ter vondelingen geset, also de moeder niet langer in staat is voor alle haar kinderen het broot te winnen, weijl het tegen de winter gaat, en de teijden slegt zijn, zoo spoedig als mogelijk is, zoo de moeder in staat is, zal dit kind afgehaald worden, het zelve is in de gerefomeerde kerk gedoopt, met de Naam Johannes, en uijt braave Eerlike Echt, dog slegte Vader, en ongelukkig moeder, geboore, dit kind Zal gereclameert worden, met een copie van deesen.”
Deze Johannes zou nooit bij zijn moeder terugkeren, net als zo veel andere kinderen die vlak na hun geboorte, en zelfs soms pas als ze al acht maanden oud waren, te vondeling waren gelegd. Bij lang niet alle kinderen werd een briefje gevonden, en zij kregen dan door het weeshuis een voor- en achternaam aangewezen – de achternaam refererend aan de plek waar ze gevonden werden. Zo was Anna Champagne gevonden op de stoep van een wijnkoper op de Bloemgracht, had Anna Schoen haar naam te danken aan het feit dat ze werd aangetroffen door een schoenmaker, evenals Antje van Leest, en Philip Suijvel omdat hij was gevonden bij een melkkelder. Zo zijn ontelbaar veel achternamen ontstaan: Koekenbakker, Ter Poort, Van der Trap, Van Schaef, etc. Als je niet werd opgehaald en in het weeshuis bleef, leerde je daar een ambacht zodat je na vertrek uit het weeshuis op eigen benen kon staan.
Tal van onderwerpen komen in Vondelingen aan de orde: verhalen over Jordanese minnemoeders die pasgeboren baby’s voedden (ze kregen daar vijftien gulden per kwartaal voor), de straffen en beloningen die weeshuiskinderen kregen, over jongens- en meisjesafdelingen, uitbestedingen van kinderen naar buiten de stad (zelfs naar Suriname), en zowel succes- als ongeluksverhalen over kinderen die in het weeshuis opgroeiden. In een van de laatste hoofdstukken behandelt de auteur ook de veranderende ideeën over de jeugdzorg in later jaren.
Een ongelofelijk interessant en leerzaam boek, dat je niet alleen veel inzicht geeft in het weeshuiswezen in die tijd, maar ook van het toenmalige leven in het algemeen en van Amsterdam in het bijzonder.
Boek bestellen!