Toen Martine Glaser (1948) twaalf jaar oud was, wilde ze schilder en schrijver worden. Maar na een vakantiebaantje kwam ze onverwacht terecht in het huizenvak. Jarenlang was ze directeur van een woningcorporatie. Tussendoor maakte ze ook radioprogramma’s en won ze vier wereldreizen. Op één van de reizen zocht ze over de hele wereld naar edelstenen. Dat was gaaf, maar ze vond haar werk in het huizenvak ook leuk. Ze werd zelfs ereburger van Leiden en kreeg een lintje van koningin Beatrix. In 2007 stopte ze met haar werk voor de woningcorporatie. Sindsdien schrijft ze kinderboeken. Nu (2025) heeft ze al meer dan tien boeken geschreven. De meeste zijn uitgegeven door uitgeverij Clavis. Dat vindt ze een fantastische kinder- en jeugdboekenuitgever.

Je vertelt op je website wat je later in je leven deed, maar uit wat voor gezin kom je?

Ik ben opgegroeid in een gezin met drie broers, een lieve moeder die haar talenten nooit heeft kunnen ontplooien en een erg dominante vader die van vrouwen geen hoge dunk had. Naar huidige maatstaven gemeten zouden mijn ouders allebei alcoholisten zijn geweest.

Werd er veel gelezen?

Nauwelijks. Ik kan me niet herinneren dat ik mijn vader ooit met een boek heb gezien. Mijn moeder las wel, vooral Franse boeken. Ze was opgegroeid in België, als kind van welgestelde ouders. Mijn Belgische oma las veel en schilderde heel goed. Zij en ik hadden een sterke band.

Las je als kind veel boeken en herinner je je nog welke favoriet waren?

Ik las letterlijk dag en nacht, met een zaklantaarn onder de dekens. Kinderboeken, jeugdboeken, alles. Dat is lang geleden en door de veelheid herinner ik me niet veel titels, maar één boek dat indruk op me heeft gemaakt was ‘Het leven van Francesco Campana’, door Margo Scharten-Antink. Ik was denk ik een jaar of tien, en aangezien ik thuis niet veel waardering kreeg hoopte ik vurig op stigmata als bewijs dat ik wel deugde. Ook heb ik Franciscus toen nog een kerk beloofd als hij me mijn verloren gymschoenen terug zou laten vinden. Niet gelukt, gelukkig.

Welke opleiding volgde je na de middelbare school?

Na de middelbare school aarzelde ik tussen Frans of Nederlands studeren of naar de kunstacademie gaan. Het werd Frans en dat zou ik als au pair in Parijs gaan doen, maar het au pair gezin viel kort voor mijn aankomst uit elkaar en toen was de inschrijving voor andere opleidingen gesloten. Mijn vader geloofde dat niet en beweerde vol trots dat hij mij op een kunstacademie had kunnen plaatsen, maar dat was de Vrije Academie in Den Haag, waar iedereen zo kon binnenlopen. Na dat eerste jaar ging ik naar Academie Artibus in Utrecht, waar ik publiciteitsvormgeving ging studeren. Die opleiding heb ik niet afgemaak, vanwege de jaren ’60, zou je kunnen zeggen: ellenlange inspraakdiscussies kwamen vaak in de plaats van de lessen en bovendien besloot ik dat reclame niet mijn ding was: ik kon toch geen dingen aanprijzen die slecht voor mens en milieu waren? Later heb ik nog een blauwe maandag rechten gestudeerd, maar mijn professor strafrecht vond dat ik te veel fantaseerde bij zijn opdrachten en zei dat ik maar beter romanschrijver kon worden.

Je zegt dat je na een vakantiebaantje in het huizenvak terechtkwam. Welk baantje was dat?

Bij de Nationale Woningraad was ik twee weken manusje van alles. Het werk bestond vooral uit kopietjes maken. Maar ik mocht na die twee weken blijven als secretaresse en werd al snel daarna assistente bij de afdeling Bestuurs- en Organisatie-ontwikkeling. Daar raakte ik betrokken bij de oprichting van een nieuwe woningcorporatie in Lelystad, waar ik de eerste medewerker werd. Eerst als secretaresse, maar al gauw bij de afdeling Bewonerszaken, een snel groeiende afdeling waarvan ik na een paar jaar hoofd werd.

Je hebt nogal een ommezwaai gemaakt van directeur van een woningcorporatie naar het schrijven van (kinder)boeken. Wou je dat je eerder was begonnen met schrijven? Of had je die ervaring nodig om te gaan schrijven?

Ik heb altijd geschreven. Op mijn veertiende werd ik geinterviewd door de plaatselijke krant, met een gedicht erbij. In Lelystad schreef ik voor mijn helaas overleden dochter elke dag een stukje ‘Bokkenbrigade,’ dat ik haar dan de dag erna voorlas. Dat kwam veel later uit bij Moon, via crowdfunding. Maar ik deed in Lelystad ook mee aan een landelijke dichtwedstrijd, maakte programma’s voor de VPRO en de KRO, won vier grote reizen met mijn geschrijf en had een tijdlang een schrijfbureautje naast mijn werk, waarin ik voor verschillende opdrachtgevers schreef. In mijn werk kon ik ook veel creativiteit kwijt, maar dat was ook voor het noodzakelijke ‘brood op de plank’: ik ben altijd in m’n eentje kostwinner geweest omdat mijn partner zorgpapa was terwijl hij achtereenvolgens Sociale Wetenschappen, Psychologie en Talen en Culturen van Indiaans Amerika studeerde. Van het zakelijke schrijven heb ik overigens wel geleerd om helder en bondig te schrijven (al zou je dat van dit interview misschien niet zeggen).

Je hebt veel gereisd. Zijn er meer persoonlijke dingen uit je leven die je verwerkt in je boeken, zoals de reizen die je hebt gemaakt?

O ja! Jack de ruimteridder, over de last van ‘een kort lontje’ en wat je daaraan kunt doen schreef ik samen met mijn kleinkinderen, die ook een deel van de illustraties hebben gemaakt. Mijn kleinzoon had dat probleem namelijk ook. ‘Mij pak je niet’ is een aanklacht tegen tabaksfabrikanten, die er alles aan doen om kinderen verslaafd te maken omdat ze voortdurend ‘replacement smokers’ nodig hebben. Ik schreef het nadat mijn dochter was overleden aan longkanker. Ook ‘De berentafel’ gaat over het verlies van een kind en in ‘De zaterdag van het onweer’ komen zowel mijn oma als het leegstaande huis tegenover ons Franse vakantiehuis voor. Ik schrijf altijd over dingen en mensen die me na aan het hart gaan en dat zijn vaak ook persoonlijke ervaringen.

Je schreef Alles is water als hommage aan je vroegere tekenleraar. Wat maakte dat je over hem wilde vertellen in een boek, en waarom koos je voor de combinatie met de waterfobie?

Ab kwam in mijn leven toen ik een erg ongelukkig en onzeker meisje was. Zijn steun en voorbeeld heeft me enorm geholpen. Vele jaren later is hij een goede vriend geworden. Hij was er eerst voor mij en ik ben er later tot aan zijn dood voor hem geweest. En die waterfobie… die heeft te maken met iets dat in die moeilijke tijd speelde, daarover later.

We vinden je erg goed in het schrijven in de taal die jongeren tegenwoordig spreken met elkaar. Hoe doe je dat en waarom de keuze om te schrijven voor jongeren?

Dank je! We hebben altijd jongeren om ons heen gehad. Eerst alleen onze dochter. Toen een paar middelbare-school- vrienden die tijdelijk bij ons woonden vanwege problemen thuis. Daarna een dakloze jongen die voor een weekend kwam maar tien jaar bleef. En kort daarop stierf onze dochter en deelden wij met hun vader de zorg voor de kleinkinderen, toen 9 en 11. Die waren in het begin vijf dagen per week bij ons. Nu niet meer, want ze zijn inmiddels 19 en 21.

En waarom voor jongeren? Misschien durf ik wel niet voor volwassenen te schrijven. Denk ik dat het voor die groep allemaal heel anders moet.

In het boek wordt een onorthodoxe manier omschreven om met een heftige fobie of trauma om te gaan. Heb je daar bewust voor gekozen?

Uit ervaring weet ik dat ‘mindful’ dingen doen heel goed helpt tegen van alles. Ik heb voor de VPRO een maand in een klooster gezeten, zonder werk, zonder radio, zonder tv, zonder contact met thuis, met alle tijd om te kijken, te ervaren, te zijn.  Dat voelde geweldig. Maar natuurlijk hebben ook Ab’s vroegere teken- en kijklessen een rol gespeeld. En ik heb wel veel gelezen over wat die twee hersenhelften met ons doen.

Fobieën komen in allerlei vormen voor. Waarom heb je gekozen voor de waterfobie?

Toen ik twaalf was reed mijn vader vanuit ons huis (we woonden op een dijk) ‘s nachts dwars door hekken en een enorm weiland bijna een rivier in. Iedereen in shock, ik was de enige die in staat was om erheen te rennen. De auto hing nog met de achterwielen op het gras, koplampen die in het donkere water schenen… Ik was ooit van plan om daarover te schrijven, maar het was te groot, te dichtbij. Dus werd het Zaya’s verhaal.

Hier kun je nog iets zeggen dat je graag kwijt wilt.

Ik heb al zo veel ruimte in beslag genomen! Nee, ik wil jullie alleen bedanken voor jullie aandacht en deze mogelijlkheid. En veel succes met www.boekenbijlage.nl

Vragen van Corine Gorter en Pieter Feller

Meer interviews

Lees verder Categorie: Interview
| Reageer!
Alle interviews