De onmogelijkheid om elkaar te bereiken
De eenzaamheid van de priemgetallen – Paolo Giordano – Vertaald door Mieke Geuzebroek en Pietha de Voogd – De Bezige Bij – 318 blz.
Paulo Giordano, geboren in 1982, laat De eenzaamheid van de priemgetallen beginnen in 1983 en eindigen in 2007; een jaar voordat het boek in Italië wordt gepubliceerd.
Het is het verhaal van Alice en Mattia. Alice is in 1983 zeven jaar oud. Ze moet van haar vader, zeer tegen haar zin, op skiles. Ook die dag dat het heel erg mist. Tijdens een afdaling komt ze, vanwege het slechte zicht, ten val. Hierdoor loopt Alice een blijvende loophandicap op.
Met Mattia, leeftijdgenoot van Alice, maken we een jaar later kennis. Hij gaat samen met zijn verstandelijk gehandicapte tweelingzusje naar een verjaardagsfeestje van een klasgenoot. Dit feestje zal zíjn leven blijvend bepalen.
Op een ander feest – we maken nu een tijdsprong van zeven jaar – waarvoor zowel Alice als Mattia is uitgenodigd, ontstaat er tussen hen beiden een sterke band. Een band die de daaropvolgende jaren intact blijft. Desondanks vinden ze het moeilijk elkaar echt te bereiken, elkaar werkelijk te doorgronden. Alice en Mattia gaan op een gegeven moment ieder hun eigen weg, ontmoeten andere mensen, doen verschillende dingen. Hierbij zijn ze wel altijd in elkaars gedachten.
Mattia, die wiskunde is gaan studeren, vergelijkt hen met tweelingpriemgetallen. Voor de niet-wiskundigen: priemgetallen zijn alleen deelbaar door 1 en door zichzelf, tweelingpriemgetallen worden slechts door één (even) getal gescheiden. De symboliek is duidelijk: ze zijn dicht bij elkaar, maar net niet dicht genoeg om elkaar echt aan te raken.
De eenzaamheid van de priemgetallen vind ik een mooi boek vanwege de thematiek die er in door klinkt en door de schrijfstijl. Schijnbaar achteloos rijgt Giordano woorden aan elkaar tot goedlopende zinnen. Hierbij vervalt hij nooit in mooischrijverij: mooi om het mooie, en weidt hij nergens onnodig uit. Je kunt een verhaal sterker maken door juist, zoals Giordano doet, dingen weg te laten.
Frans Spaanstra