Slauerhoff. De brieven
Een varend eiland. Brieven – J. Slauerhoff, gekozen, bezorgd en geannoteerd door Hein Aalders – De Arbeiderspers – 456 blz.
Als er één Nederlandse auteur is wiens leven en werk een twee-eenheid lijken te vormen, dan is het wel Jan Jacob Slauerhoff. Hij reisde als scheepsarts de wereld rond, bezocht het Verre Oosten, Latijns-Amerika en de westkust van Afrika. Zijn romans, verhalen en gedichten tonen zijn fascinatie voor die plekken, zijn verbondenheid ermee. Dat dit reizende bestaan voortkwam uit een zekere rusteloosheid, dat het eerder een obsessief zwerven was, vind je terug in een van zijn bekendste gedichten, Woninglooze, dat begint met de regels: ‘Alleen in mijn gedichten kan ik wonen, / Nooit vond ik ergens anders onderdak; / Voor de’ eigen haard gevoelde ik nooit een zwak, / Een tent werd door den stormwind meegenomen.’ Leven en werk van Slauerhoff zijn vaak en uitgebreid beschreven – de kloeke biografie van Wim Hazeu uit 1995 telde bijna 900 bladzijden – maar nu is er nog iets mooiers: een ruime selectie uit de brieven.
Van huis zijn en toch contact houden met vrienden en familie betekent in Slauerhoffs tijd dat je brieven schrijft. En dat doet hij, vanuit exotische plekken als Hong Kong, Java, Dakar en Bahia, maar ook vanaf de schepen waarop hij vaart, midden op de oceaan. De eerste brieven in deze bundeling dateren uit 1918, als hij nog in zijn geboorteplaats Leeuwarden woont. De laatste schrijft hij eind september 1936, vanuit het verpleeghuis in Hilversum waar hij, verrekkend van de pijn, op zijn dood ligt te wachten. Hij overlijdt enkele dagen later.
Jan Slauerhoff heeft vanaf jonge leeftijd last van astma. Als hij in december 1923 slaagt voor zijn artsexamen, besluit hij daarom om zich niet als huisarts te vestigen. Hij meent met zijn zwakke gezondheid toch niet te kunnen garanderen dat hij 24 uur per dag voor zijn patiënten klaar zou kunnen staan. Scheepsarts lijkt hem veiliger. En misschien is het ook beter voor zijn longen, al die schone zeelucht. Zijn vriend Hans Feriz, zelf ook scheepsarts, introduceert hem bij de KNSM. Hij krijgt een contract voor de route op Nederlands-Indië. Maar al tijdens die eerste tocht krijgt hij een longbloeding en moet hij terugkeren. Hij houdt daarom in het vervolg zijn ziektegeschiedenis voor zijn werkgevers verborgen.
De mooiste brieven zijn die waarin Slauerhoff zich uit over zijn drijfveren. Dat zijn ook de brieven aan zijn beste vrienden. De dichter Adriaan Roland Holst is zo iemand. In januari 1930, tussen twee vaarten in, doet hij zijn beklag: ‘Hoe moet ik ’t oplossen? Als ik nog 10 jaar varen ging kon ik daarna zowat leven. Maar misschien ben ik ondanks alles nog te optimist, ik verwacht nog wat van ’t leven. En dat is voor mij met een mooie vrouw in bed liggen en nu en dan hard werken en iets goeds maken. En wat komt daarvan terecht aan boord? Niets, of bijna. Maar wat heb ik van de wal gehad, waar ik nu bijna alweer een jaar ben? Niets of narigheid.’
Die vrouw, een van de vele maar dit was de ware, ontmoet hij enkele maanden na deze brief. Zij heet Darja Collin, is danseres en eigenaar van een balletschool. Die liefde heeft een positieve uitwerking op Slauerhoffs voorkomen – hij zag er tot dan tot soms wel erg bohémien / groezelig uit – én op zijn gemoed en literaire productie. Maar van een balletschool word je niet rijk, en van schrijven ook niet. Dus al snel kiest hij weer zee. Daar heeft hij in ieder geval de tijd om te schrijven. Zijn romans Het verboden rijk en Het leven op aarde ontstaan in die jaren. De dood van hun zoontje, in 1932 kort na de geboorte, maakt voor Slauerhoff een einde aan de periode van zorgeloos geluk.
Een plek vinden waar het klimaat gunstig is voor zijn astma wordt steeds meer de reden om een reis te ondernemen. In 1934 vestigt hij zich zelfs voor korte tijd als arts in Tanger, in het weldadig warme Noord-Afrika. Soms lijkt ook een vlucht voor de harde realiteit van het leven aan wal door te klinken in een brief. Vanaf de s.s. Amstelkerk, varend langs de westkust van Afrika, schrijft hij april of mei 1933 aan vrienden: ’Hoe maken jullie het? Ik best, varen is mijn lust zolang het aan wal zo’n gekkenhuis is.’ Dat is kort nadat Hitler in Duitsland de macht heeft gegrepen.
Vanuit de verste uithoeken van de wereld neemt hij deel aan het literaire leven in Nederland. Schrijft met Forum-redacteurs Ter Braak en Du Perron, met literaire vrienden als Jan Greshof, Marsman en Vestdijk, redacteurs van literaire tijdschriften waarvoor hij recenseert en aan de uitgever van zijn dichtbundels, A.A.M. Stols. Het is trouwens verbijsterend om te lezen hoe weinig zijn dichtbundels worden verkocht en, als ze in later jaren wel wat grotere oplagen halen, hoe weinig Slauerhoff daaraan verdient.
Tijdens een reis naar Zuid-Afrika in 1935 loopt Slauerhoff malaria op. Dat, gevoegd bij zijn astma en tuberculose, zal hem de das omdoen. Op de terugweg moet hij al in Genua van boord, waar hij een poos wordt verpleegd. Vandaar is het naar Nederland. Zijn laatste maanden brengt hij door in een rusthuis in Hilversum. Hij is lichamelijk op, maakt nog net de verschijning van zijn laatste dichtbundel mee, Een eerlijk zeemansgraf. De brieven uit deze maanden zijn soms aangrijpend, Slaurhoff weet als arts natuurlijk precies wat er gaat gebeuren. In zijn laatste brief, aan collega-scheepsarts Hans Feriz, vraagt hij hem om stiekem, gecamoufleerd verpakt, pijnstillers te sturen die men hem niet wil geven.
Slauerhoffs brieven lezen vlot. Hij is heel direct, aan wie hij ook schrijft. Ik heb niet de indruk dat hij ze schreef met een uitgave in gedachten. Ze zijn prettig ongepolijst. Ze ademen de behoefte aan contact, zoals Slauerhoff die zo treffend verwoordde in zijn gedicht ‘Brieven op zee’, ook uit de bundel Een eerlijk zeemansgraf: ‘Gelezen worden ze ontelbre malen, / Al was de inhoud haast vooruit geweten, / Van ’t zelfde levensstof in alle talen / En op den duur tot op het woord versleten. // Toch weer ontvouwd, na ’t eenzaam avondeten, / Des nachts op wacht, te kooi en na ’t verhalen; / Voor hen die zooveel eenzaamheid verbeten / Is uit die letters leeftocht nog te halen. // Tusschen lieve en liefhebbende steeds staat er / Van kroost, huis, dorp en eiland weer ’t alleen / Bij trouw, geboorte en dood gevarieerd relaas. // Na tal van reizen is het of een waas / ’t Bekende aan land omhult, men is alleen / En hoort bij ’t schip en houdt het met het water.’
Hein Aalders heeft voor zover ik kan beoordelen een mooie, heel lezenswaardige selectie gemaakt. Hij heeft de ruim driehonderd brieven voorzien van bijna 800 noten. Die zijn meestal beknopt en ter zake. De titel van deze bundeling is prachtig gevonden. Voor Slauerhoff was een schip voor de duur van zijn aanstelling immers zijn woning. Hij was er thuis, zoals je ook thuis kan zijn op een eiland. Hij vond Nederland afschuwelijk, maar kon op het eiland Vlieland, waar zijn moeder vandaan kwam en waar hij als jongen vaak verbleef vanwege de schone lucht, zielsgelukkig zijn. Omringd door water.