Uitsluitsel: wat mag wel en wat niet?
‘Maar zo heb ik het geleerd!’: De waarheid achter 50 taalkwesties – Wouter van Wingerden – Van Dale – 143 blz.
Neerlandicus Wouter van Wingerden (1977) ‘doet iets met taal’. Hij weet alles van taalnormen en is (mede-)auteur van meerdere taalboeken. Van Wingerden werkte bij Onze Taal en zit in de Commissie Spelling. Elke week heeft hij een taalrubriek bij Omroep Max.
‘Een aantal’ is enkelvoud! Geen komma voor ‘en’! Een cadeau gehad – nee, gekregen! We kennen ze allemaal, de regels van het Nederlands die echte en zelfbenoemde schoolmeesters al generaties lang verspreiden. Maar kloppen ze eigenlijk wel?
Taalexpert Wouter van Wingerden zocht 50 hete hangijzers tot op de bodem uit, dook in de Nederlandse taalgeschiedenis en vroeg 17.000 mensen om hun mening over taalkwesties. Zelf was ik daar ook één van, en net als vele anderen was ik blij eindelijk een keer mijn mening te mogen geven over iets wat ik toch heel belangrijk vind. Lang leve een pleidooi tegen slecht taalgebruik!
Maar zo heb ik het geleerd! is een leerzaam boek. Van Wingerden neemt 50 taaltwijfelgevallen onder de loep, waarbij je soms zelf ook niet helemaal weet hoe het nu eigenlijk zit. Per kwestie begint de auteur een nieuwe hoofdstuk op een nieuwe pagina, met een vaste opbouw: wat vinden mensen goed, wat vinden mensen mooi, wat zeggen de experts, hoe zit het precies en dit moet je onthouden. Met name dat laatste is heel nuttig, het is een conclusie van al het voorgaande.
Het nadeel van deze vaste volgorde van onderwerpen, is dat het boek soms wat theoretisch overkomt. Het is overzichtelijk, maar ook wat opsommerig. Het voordeel is dat je makkelijk het antwoord kan vinden als je ergens over twijfelt. Je moet geen lekker leesboek verwachten, Maar zo heb ik het geleerd! is eerder een naslagwerk te noemen.
Goed om te weten is dat de taalregels niet helemaal vaststaan. Aan de ene kant is het fijn dat je weet dat de voorkeur van taalgebruikers ook invloed heeft op het eindresultaat, aan de andere kant is het ook wel jammer dat dus ook slechte taalvoorkeuren ruim baan hebben. Zo is ‘hij wilt’ al redelijk ingeburgerd in het Nederlands, en dat is niet iets wat ik persoonlijk aanmoedig. Daarom is het wel prettig dat er tussen de hoofdstukjes door donkere tekstblokken staan waarin veelgemaakte fouten worden besproken en soms zelfs met de grond gelijk worden gemaakt. Als taalliefhebber heb je soms de neiging op hardop ‘Ja!’ te roepen.
Felice Beekhuis