Interview met schrijver Jozua Douglas
Jozua Douglas werd geboren in Groningen (1977). Hij woonde er met mijn ouders in een piepklein huisje bij de dijk. Ze hadden niet veel: drie kippen en een kat. Elke dag verzamelde zijn vader wrakhout voor in de kachel. Soms slachtte hij een kip, maar meestal aten ze brandnetelsoep. Het schijnt dat zijn Engelse overgrootvader Charlie Chaplin heeft ontdekt. En dat een verre voorvader een beroemde ridder was in Schotland. Hij had er een groot kasteel met wapperende vlaggen, witte paarden en een heleboel soldaten. Dat was lang geleden. Meer dan 1000 jaar. Van het kasteel van zijn ridderopa rest slechts een ruïne. In 1983, het jaar waarin hij zes werd. Schreef hij zijn eerste verhaal voor zijn opa. Het ging over een muis die ‘Piep’ heet:
Piep is een muis.
Hij eet kaas.
Daar komt Poes.
‘Pas op voor de poes, Piep!’
Het was een kort verhaal. ‘Zelf bedagt’ schreef hij erbij, want op school zat hij de hele dag zinnetjes over te schrijven en daar is natuurlijk geen kunst aan. Zelf iets bedenken, daar ging het om! Toen hij zeven was, schreef en tekende hij al zijn eerste boek. Het ging over dieren. Zijn opa nam de losse bladzijden, lijmde ze aan elkaar en maakte er een kaft omheen. Het was een echt boek. Later schreef hij nog veel meer verhalen over ridders, astronauten en piraten. Op zijn 16e besloot hij dichter te worden. Zijn eerste gedichten waren bedoeld voor volwassenen, maar al gauw raakte hij meer geïnteresseerd in kinderpoëzie. Hij begon versjes en gedichten te schrijven en later ook verhalen. In 2009 verscheen zijn eerste prentenboek: De Kusjeskrokodil en andere lieve nachtbeesten. Het werd gelijk vertaald in het Deens. Daarna verschenen nog een aantal non-fictie prentenboeken die ook vertaald werden in het Deens, Fins, Portugees, Koreaans, Chinees en Engels. Naast kinderboekenschrijver is hij werkzaam als tekstschrijver. Op dit moment woont en werkt hij in Den Dolder.
Wilde je als kind al iets met boeken gaan doen? Zo nee, wat wilde je dan worden?
Mijn opa had een heleboel hobby’s. Een ervan was boekbinden. Toen ik zes was, maakten we samen mijn eerste boek. Ik schreef en tekende mijn eigen dierenencyclopedie. Opa bond hem in. Sindsdien ben ik altijd blijven schrijven. Toch zag ik het nooit als een beroep, als iets wat je kon worden. Ik wilde respectievelijk straaljagerpiloot, acteur, quizmaster, dierenarts en geitenboer worden. Het was pas in Havo 4 – nadat ik veel succes had geoogst met een verhaal dat ik voorlas in de klas – , dat ik besloot schrijver te worden.
Las je als kind veel en wat was je favoriete boek/serie/schrijver?
Ik las als kind alles wat ik in handen kreeg. Favoriete auteurs waren Thea Beckman, Jan Terlouw, Roald Dahl, Annie M.G. Schmidt en Astrid Lindgren.
Wat vind je leuk aan het schrijven en wat minder leuk?
Schrijven is pure magie. Je tovert een wereld in het hoofd van een ander. Als het werkt en het klopt en het komt tot leven, dan is dat geweldig. Ik vind het vooral leuk om voor kinderen te schrijven. Zij leven nog echt in een magische wereld vol raadsels. Ze zijn puur en onbevangen, zitten boordevol fantasie en hebben een geweldig gevoel voor humor.
Het is minder leuk als je even vast zit. Als je echt niet meer weet hoe je verder moet. Als je denkt dat het nooit gaat lukken. Je hebt maanden in je boek geïnvesteerd en dan staat alles ineens op losse schroeven. Gelukkig duurde dat maar even; na een paar dagen werd ik midden in de nacht wakker en wist ik ineens hoe het verder moest.
Waar haal je jouw ideeën voor je boeken vandaan?
Het begint met een woord of een beeld. De Kusjeskrokodil begon met, hoe kan het ook anders, de kusjeskrokodil. Ik verzon er allemaal andere dieren bij, zoals de slaapliedjesleeuw en het verhaaltjesvarken. De Verschrikkelijke badmeester begon met het beeld van een enorme glazen glijbaan, zo hoog als de Eiffeltoren. Het idee dat je kunt vliegen wanneer je er op je buik vanaf roetsjt. Daar komt dan vanzelf een verschrikkelijke badmeester bij, vervolgens is er een doodenge zeehondendokter, een saaie vader die miniatuurautootjes spaart en een afschuwelijke ontvoering.
Lees je andere boeken tijdens het schrijven van een nieuw boek of juist niet?
Ik lees altijd. Van lezen leer je ontzettend veel over het vak. Als je tegelijkertijd ook schrijft gaat het leerproces helemaal snel. Ik ben niet bang om beïnvloed te worden. Dat word je toch – het is onmogelijk je volledig te onttrekken aan de wereld. Uiteindelijk ontwikkel je wel een eigen stem. Wist je dat ze van Roald Dahl zeiden dat hij te veel naar Ernest Hemingway had gekeken? Iedereen leest iedereen en wordt door iedereen beïnvloed. En zo moet het zijn.
Als je bezig bent met een boek, denk je dan aan een bepaalde lezer of een doelgroep of kan je dat niet schelen en schrijf je gewoon wat jezelf leuk vindt?
Als ik een boek voor 4-jarigen schrijf, probeer ik terug te gaan naar de tijd dat ik zelf 4 was. Als ik schrijf voor 9-jarigen, ga ik terug naar die tijd. Ik schrijf voor het kind dat ik zelf was. En als ik ooit kinderen krijg, zal ik voor hen gaan schrijven.
Veel schrijvers trekken zich terug in een of andere schrijfruimte. Waar schrijf jij en mag je ook gestoord worden? Wat doe je als het even niet lukt? Word je chagrijnig?
Ik heb mijn eigen schrijfruimte, waar ik ongestoord kan werken. Ik schrijf elke dag van 9 tot 5. Als het even niet lukt ga ik ijsberen en uit het raam staren. Als het echt niet meer lukt ga ik een wandeling maken. Ik woon midden in de bossen, dus mogelijkheden genoeg.
Kijk je uit naar recensies van je boeken? Lees je ze zelf of laat je iemand van te voren lezen?
Ik heb recensies altijd zelf gelezen. Gelukkig nog nooit een negatieve recensie gehad. Ik denk niet dat negatieve recensies altijd invloed hebben op de verkoop van boeken (behalve wanneer ze op bol.com staan). Recensenten lezen anders dan de lezer, valt me op en zeker anders dan de meeste kinderen. Een boek met een negatieve recensie kan dus best goed zijn.
Wat win je liever, de kinderjury of een gouden griffel en waarom?
Dat is een goede vraag. Ik win het liefst de prijs van de kinderjury. Wie kunnen een kinderboek beter beoordelen dan kinderen? En wat is er nou leuker voor een kinderboekenschrijver dan gekozen te worden door degenen voor wie je in wezen schrijft?
Wil je je favoriete top vijf boeken/schrijvers noemen? Mogen er ook meer zijn!
De grote drie van de kinderliteratuur zijn wat mij betreft: Roald Dahl, Astrid Lindgren en Annie M.G. Schmidt. Ze hebben alle drie een onweerstaanbare humor, een rijke fantasie en een originele, kinderlijke geest. En jongens, wat een stijl! Ik word altijd weer blij als ik deze schrijvers lees. Ik vergeet de tijd en mis de trein, dankzij een boek dat ik reeds vele malen heb gelezen.
Van de hedendaagse schrijvers vind ik Neil Gaiman Jo Nesbø en Lemony Snicket erg goed.
Mijn top 10 boeken:
1.Daantje, de Wereldkampioen, Roald Dahl
2.De GVR, Roald Dahl.
3.Minoes, Annie M.G. Schmidt.
4.Michiel van de Hazelhoeve Astrid Lindgren.
5.De Heksen, Roald Dahl.
6.Coraline, Neil Gaiman.
7.Dokter Proktors schetenpoeder, Jo Nesbø.
8.Het Kerkhof, Neil Gaiman.
9.Ellendige avonturen, Lemony Snicket.
10.Ratatouille, Pixar Studio’s (dat is eigenlijk geen boek, maar wel een razend knap verhaal).
Wat is de laatste titel die van je verschenen is?
De verschrikkelijke badmeester ligt in de winkel. Het is uitgegeven bij De Fontein. De illustraties zijn van Elly Hees. Intussen(juni 2013) heeft het boek de Hotze de Roos Prijs gewonnen!
Het is een prachtig boek dat u hebt geschreven. Het is een wonder dat u zoveel fantasie heeft.