Hemingway in Parijs
Parijs is een feest – Ernest Hemingway – Vertaling Arie Storm, met een nawoord van Gustaaf Peek – De Arbeiderspers – 254 blz.
Wie vandaag de dag de drommen toeristen door het centrum van Parijs ziet slenteren, kan zich moeilijk voorstellen dat dit eens een stad was waar jonge kunstenaars de meest zichtbare groep buitenlanders vormden. En toch is dat nog niet zo heel lang geleden. In de jaren na de Eerste Wereldoorlog bleek Parijs als een magneet te werken op beginnende beeldend kunstenaars, schrijvers en componisten uit heel Europa en de Verenigde Staten. Ernest Hemingway was een van hen. Hij arriveerde laat in 1921, samen met zijn kersverse echtgenote Hadley. Ze betrokken een klein appartement in het Quartier Latin. Hemingway huurde een kamertje in de buurt als plek om te schrijven. Zijn productie bestond in de eerste jaren vooral uit artikelen voor de Toronto Star, de krant waarvoor hij correspondent was. Literair werk heeft hij dan nog niet gepubliceerd, al werkte hij wel aan korte verhalen. Pas in 1926 zou zijn eerste roman verschijnen, The Sun Also Rises. De zeven jaar die Hemingway doorbracht in Parijs is van grote betekenis geweest voor zijn schrijverschap, al is het alleen maar omdat hij zich er omringd wist door geestverwanten.
Parijs is in die dagen in sommige opzichten nog een Franse provinciestad, met alles wat daarbij hoort. Zo beschrijft Hemingway hoe hij vroeg in de ochtend aan het werk is terwijl zijn vrouw nog slaapt, en hij door het open raam een geitenherder met zijn kudde ziet aankomen. Op het horen van de fluitmuziek van de herder komt de benedenbuurvrouw naar buiten met een kom die onder de uier van een geit wordt geplaatst en vol gemolken. Na betaling trekt de kudde weer verder. Of hoe hij soms, bij mooi weer, naar buiten gaat, een liter wijn, brood en worst koopt en met een boek aan de oever van de Seine plaatsneemt om te lezen en te kijken naar de vissers bij het ÃŽle Saint-Louis, die de ene grote vis na de andere uit het water halen. En hoe bij nacht door paarden getrokken tankwagens door de straten rijden, halt houden voor hoge appartementenblokken, de beerputten openen en met behulp van een pomp de opbrengst van een week toiletgebruik opzuigen. In de stilte van de nacht maakt het een onheilspellend geluid, en bij windstil weer is de stank ondraaglijk.
Maar daarvoor is Hemingway niet naar Parijs gekomen, dat is slechts de couleur locale die hij erbij krijgt. Belangrijker voor hem zijn de schrijvers die er rondlopen. Hij maakt kennis met James Joyce, met Ezra Pound, F. Scott Fitzgerald, Ford Madox Ford en een groot aantal anderen. De boekhandel van de Amerikaanse Sylvia Beach aan de rue de l’Odeon 12, Shakespeare and Company, is een belangrijk trefpunt. Beach geeft in 1922 Ulysses van James Joyce uit, waaraan geen Engelse, laat staan Amerikaanse uitgever zich wil wagen. Shakespeare and Company is naast een boekhandel ook een bibliotheek waar je boeken kan lenen. Voor Hemingway, die weinig inkomsten heeft, is dat een uitkomst.
Een ander punt van samenkomst is de studio van Gertrude Stein, eveneens een Amerikaanse. Zij woont sinds 1902 in Parijs, is schrijfster en verzamelt werk van avant-garde kunstenaars als Cézanne, Matisse en Picasso. De laatste schildert in 1905 een fenomenaal portret van haar. Hemingway en Stein raken bevriend, zij wordt de peetmoeder van zijn zoon. Een min of meer vast onderdeel van Hemingway’s dagindeling wordt een borrel bij Stein, te midden van haar kunstcollectie, aan het eind van de middag. Tijdens zo’n moment wordt ook de term ‘The Lost Generation’ voor het eerst door haar gebruikt, de naam die ze geeft aan de Amerikaanse kunstenaars die opgroeiden tijdens de Eerste Wereldoorlog en de jaren erna, en die daardoor soms stuurloos zijn geraakt. Hemingway zal de term later als motto gebruiken voor The Sun Also Rises.
Aan F. Scott Fitzgerald wijdt Hemingway een van de langste stukken in deze bundel. De schrijver van This Side of Paradise (1920) en The Great Gatsby (1925) is in literair opzicht een soort rolmodel voor hem. Over Fitzgeralds echtgenote Zelma is Hemingway kort: hij beschrijft haar als ‘krankzinnig’. Door haar gedrag belemmert zij de literaire ontplooiing van haar man, meent hij. Zelda zou inderdaad de laatste vijftien jaar van haar leven in inrichtingen doorbrengen. In Parijs wordt Hemingway bij verrassing geconfronteerd met een van Zelma’s acties wanneer hij Scott Fitzgerald belooft hem te begeleiden bij het terughalen van zijn auto, die bij een garage in Lyon staat. Daar aangekomen, blijkt dat Zelma na een beschadiging van de kleine Renault het complete dak eraf heeft laten zagen. De heren rijden de lange weg terug naar Parijs – in die tijd nog over binnenwegen – in een open auto. Het levert een mooi relaas op, van zon en regen, en veel wijn en gastronomische maaltijden om de moed erin te houden. Een relaas dat is doortrokken van Hemingway’s mededogen met het huwelijkse lot van zijn vriend.
In 1956 verzocht het Ritz Hotel in Parijs Ernest Hemingway om twee hutkoffers op te halen die hij daar bij zijn vertrek uit Parijs in 1928 had opgeslagen. Zo kreeg de inmiddels wereldberoemde auteur en Nobelprijswinnaar opeens een vracht herinneringen aan zijn vroege schrijversjaren op zijn bureau: kleding en krantenknipsels, maar ook notitieboekjes vol aantekeningen en opzetjes voor artikelen en verhalen. De aanleiding tot het schrijven van deze memoires.
Een bundel met herinneringen die zo veel jaren later ontstaat loopt het gevaar dat het opgeroepen beeld gekleurd is. Was het wel zo fijn om met je jonge zoon een hele ochtend in een Parijs café te zitten, bij een café crème, schrijvend aan een artikel, omdat de kachel in je appartement niet meer werkte? Waren die winters in Voralberg, die je doorbracht met skiën en schrijven, wel zo idyllisch? En zijn de zure herinneringen aan een schrijver – Hemingway kan iemand dodelijk afkraken – niet ook gekleurd door je latere kennis over die persoon?
Ernest en Hadley Hemingway arriveerden enkele maanden na hun huwelijk in 1921 in Parijs. Voor ze de stad in 1928 verlieten waren ze alweer gescheiden. Hemingway nam de schuld daarvoor op zich, hij werd verliefd op een andere vrouw. In een van de laatste stukken schrijft hij daar prachtig over. De afsluitende woorden daarvan zouden het motto kunnen zijn geweest voor deze memoires: ‘dit is hoe het was, onze vroege jaren in Parijs, jaren waarin we heel arm waren en heel gelukkig’.